maandag 23 november 2009

Onverwacht verlof

Vorige donderdagavond vond ik het email-bericht dat een reis voor deze week naar Oekraïne niet doorging. We zouden daar met enkele andere Vlaamse mensen uit de palliatieve zorg uitleggen hoe we het hier doen in de hoop daar palliatieve zorg te kunnen bevorderen. Dit op vraag van een erg ondernemende mevrouw uit Edegem en na bezoek van een oekraïense delegatie enkele maanden geleden. De griepepidemie die bijna het Junior Eurosong festival deed annuleren stak er evenwel een stokje voor. Zaak uitgesteld tot volgende lente. Hopelijk lukt het dan.

Zo had ik plots een week vrij. Mijn eerste - westvlaamse - reflex was: nu kan ik gewoon werken en een aantal zaken bijwerken in het ziekenhuis. Vervolgens stelde ik in bed vast dat mijn hart onregelmatig sloeg - ik let daar overigens anders nooit op - en 'raar deed'. Een boodschap van het lichaam: vakantie is een beter idee. Aldus besloten.

Op vrijdag voelde ik me fysisch doodmoe en sleepte ik me door het werk in het ziekenhuis terwijl ik me tegelijkertijd opgelucht voelde met het vooruitzicht van een week vrij. Maar op zaterdag moest ik nog een studiedag over ziekenhuismanagement aanzwengelen. Het was alsof mijn lichaam zich al 'verheugde' op vrijaf en het energie- en adrenalineniveau al lekker gedaald was.

Ik heb de zaterdag toch net gehaald, en 'Ziekenhuismanagement: de overdrijving nabij?' was qua opkomst (170), inhoud en boekenverkoop (meer dan 100 "exemplaren van mijn 'Liefde voor het werk in tijden van management') een succes. Ik denk dat het een bemoedigende dag was, met vele rijke inzichten. Een van mijn grote bekommernissen - de verpleegkundigen - kwam er uit als een van de belangrijke verbeterpunten, met name de erkenning dat het aantal verpleegkundigen per 30 bedden in België werkelijk drastisch omhoog moet (België: 13vp/30bedden; Nederland: 25 vp/30 bedden!!), en dat de registratie van de zogezegd 'minimale' verpleegkundige gegevens een absurditeit is geworden die onze beste verpleegkundigen van het ziekenbed weghoudt.

Aan die verbeterweg moeten we verder hard timmeren...... na mijn verlof.

zondag 25 oktober 2009

Twee maanden en twee beelden later

Niet te geloven dat het alweer twee maanden geleden is dat ik deze blog aanvulde. Het zijn drukke weken geweest, en dat blijft even zo. Het boek en het UCSIA-symposium (21 november, campus Drie Eiken Antwerpen) omtrent de effecten van ziekenhuismanagement, veel lezingen, nieuwe mensen in het palliatief team enzomeer. Eerder dan mijn activiteiten te delen, wil ik twee beelden met u delen die mij aangesproken hebben in de voorbije tijd.

Meerdere weekends geleden zag ik een aflevering van de Britse serie Wallander (die zich in Skandinavië afspeelt). Wallander is een detetective die verschrikkelijke moorden moet ophelderen. Op het einde van die aflevering ontmoet de hoofdfiguur zijn vader, een kunstschilder. Vader en zoon hebben een lastige relatie en Wallander heeft dat moment steeds voor zich uitgeschoven. Wallander komt in het atelier van zijn vader die aan het schilderen is en aanvankelijk niet reageert. Wallander gaat zitten en breekt dan uit in een hartstochtelijk wenen. Hij kan zijn job niet meer aan, snikt hij. De vader stopt met schilderen, draait zich naar zijn zoon , en vertelt: 'Toen je een kind was, vroeg je mij: waarom schilder je altijd hetzelfde, altijd bomen? Wel, elke ochtend denk ik: nu ga ik iets anders schilderen: een zeezicht, een open landschap, een portret... En ik begin, maar telkens komt ik uit bij bomen. Ik kan niet anders.' Wallander glimlacht.
Dat vond ik een erg troostend filmfragment. Op 16 september was het 25 jaar geleden dat ik bij de jezuïeten intrad. Voordien, maar ook nadien, heb ik zo vaak iets anders willen doen en vooral zijn, maar altijd weer ben ik bij deze toch wel vreemde vorm van leven die de mijne is - religieus leven - uitgekomen.

Het ander beeld dat de laatste tijd veel in me leeft is het oog van de storm. Ik voel me midden zoveel activiteiten als in het oog van een storm. Het is daar rustig, het is kwestie van mij niet door de storm te laten vatten. Ik evolueer mee in het oog van de storm, momenteel.

zondag 23 augustus 2009

Verlof

We gaan naar eind augustus. De grote verlofperiode gaat naar zijn einde. Wat heet verlof? Ooit las ik: verlof is iets anders doen. Dat klopt nogal voor mij. Ik heb drie weken niet gewerkt in het ziekenhuis. Tijdens die drie weken heb ik essentieel twee dingen gedaan.

Ik heb vijf personen begeleid gedurende acht dagen volgens de methode van de Geestelijke Oefeningen. Ik doe dat ieder jaar, en voor mezelf is het ook altijd een spirituele kuur. Ik vind het erg boeiend om mensen op weg te zetten, hen dagelijks te horen vertellen wat er gebeurt in de meditaties en daarbuiten, en te merken hoe de Geest op steeds andere manieren werkt en leven opwekt in mensen. Dagelijks fluit spelen in de liturgie en de ontmoetingen met de andere begeleiders zijn ook verfrissende aspecten van zo'n tijd.

De andere dagen van mijn verlof waren gevuld met het afwerken van een nieuw boek: 'Liefde voor het werk in tijden van management'. Het is de vrucht van een proces dat in feite exact een jaar geleden in augustus 2008 startte met het schrijven van een brief aan mijn ziekenhuismanagement. Toen had ik nog niet het idee van een boek, dat is pas gekomen nadat ik in november de brief gemaild had naar het ziekenhuismanagement en nadat ik veel reacties had gekregen. Ik ben tevreden over het resultaat, maar het heeft me nogal wat hoofdbrekens gekost. Een ziekenhuis is zowat het meest complexe 'bedrijf' dat je je kunt voorstellen, en dat zal ik geweten hebben. Ook is het een kritisch boek, maar tegelijk wilde ik ook recht doen aan 'de tegenstrever' - het managementdenken zoals dat vanuit de harde sector naar ziekenzorg en onderwijs is overgeplant. Ik hoop dat mensen er zich zullen in herkennen en er moed en hoop uit putten. In november komt het in principe uit, en op 21 november organiseer ik met UCSIA een symposium rond het thema. Alle geïnteresseerden daarheen!

O ja, ik beschik over een nieuwe wagen - eco-diesel.

woensdag 3 juni 2009

Terug van weggeweest

Pinksteren is voorbij, dus de hele paastijd. Heel die tijd heeft mijn blog gezwegen. Te veel van het goede. Heel die tijd heb ik wel als ik kon gewerkt aan een nieuw boek: 'Liefde voor het werk in tijden van management'. Tijdens het lange hemelvaartweekend op zwoegende wijze, tijdens het pinksterweekend op vlotte wijze, alsof de liturgie rechtstreeks doorwerkte in het concrete leven. Ik begin er een beetje licht in te zien. Moeilijke complexe materie omdat de kern van wat we in het 'gezondheidsbedrijf' doen zo complex en eigenlijk zo weinig controleerbaar is (gelukkig!): de toestandsverandering die bewerkt wordt in de zieke (en zijn omgeving). Als je 5000 Opel's produceert in Antwerpen (voorlopig) dan zullen die dezelfde zijn; als je 5000 patiënten hospitaliseert zal het toch 5000 keer net iets anders zijn. Manage dat maar eens.

zondag 29 maart 2009

Levensmoeheid en de verhouding van zee en strand

In de voorbije week was er weer heel wat te doen rond euthanasie, en wel bij 'levensmoeheid'. En of dit nu onder de euthanasiewet valt of niet, dit fenomeen lijkt helaas niet zeldzaam te zijn bij oudere mensen. Hier wil ik enkel twee zaken vermelden die mij opvielen.

Het merkwaardige was dat een media-figuur - collega Dr. Marc Cosyns - moest optreden om te .... de-mediatiseren, om de media weg te trekken van het gebeuren zodat met meer rust een beslissing kon voorbereid worden.

In verband met de interpretatie van de wet werd ik getroffen door een beeld dat werd gebruikt in een naar mijn aanvoelen sereen verhaal over een analoog euthanasieprobleem in De Standaard van 28 maart. 'Er moet een maatschappelijk principe zijn, van hoe we als groep met het levenseinde en met het lijden van oudere mensen omgaan. Maar dat kan nooit een strikt principe zijn. Het is zoals de zee en het strand: je kunt niet zeggen dat de zee altijd tot daar komt en nooit verder. Maar de zee is wel de zee en het land is wel het land. In de grensstrook raken maatschappelijke en individuele principes elkaar. Die strook moet er zijn, maar ze mag niet zo wijd worden dat er misbruik kan ontstaan.' Een beeld om te laten nawerken.

vrijdag 13 maart 2009

Stelt God op de proef?

In deze vastentijd wil ik een nieuwe poging ondernemen om mijn blog wat te voeden.

‘Hierna gebeurde het dat God Abraham op de proef stelde’. Zo begint het verhaal van Abraham en Isaak in het 22° hoofdstuk van het boek Genesis.

Stelt God op de proef ? Theologisch lijkt het voor ons moeilijk om zo’n godsbeeld te verdedigen of te construeren: een God die de mens beproeft en nadien troost. Zo zijn er veel opvattingen/constructies over God die we misschien al eeuwen meedragen vandaag ons niet meer aanspreken. We vallen terug op verhalen – ook dit moeilijk verhaal – en op onze levenservaring.

We kunnen het toch zo beleven – theologie of niet – dat het leven ons op de proef stelt. Misschien betekent ‘God stelde Abraham – aartsvader, archetype van de gelovige - op de proef’ zoiets als ‘het leven lijkt soms absurd, onbegrijpelijk en zwaar’. De absurditeit kan komen van het lijden (ziekte, ongeval) dat ons overkomt maar ook – en dit komt dichter bij het verhaal van Abraham – van iets in ons dat ons innerlijk drijft. We begrijpen het niet maar iets drijft ons tot het loslaten van iets, een beroep bijvoorbeeld, of van iemand die ons zeer dierbaar is. Bij dit laatste komen we voor de vraag in ons : moet ik nu echt opgeven wat mij eigenlijk het dierbaarst is – niet omdat iemand mij dat zegt, maar omdat iets in mij daartoe dwingt ?

Hoe is het mogelijk dat ik uit mezelf tot zo’n onmenselijke beproeving kom ? Bijvoorbeeld vanuit een luxe-situatie kiezen voor leven in armoede met anderen – kiezen om, zoals Etty Hillesum, mee te gaan naar Auschwitz terwijl je er eigenlijk kon aan ontsnappen ? Of religieus moeten/willen worden terwijl je toch droomt van meer sexy leefstijlen… Ik begrijp dat niet, maar die dingen bestaan. En dan lezen we dat verhaal van Abraham die voor die vraag komt te staan : iets dwingt hem zijn zoon op te offeren, zullen we het even noemen : radikaal loslaten ?

Wordt vervolgd.

zondag 1 februari 2009

Eigen falen

Regelmatig faal ik, misluk ik. Onlangs kwam ik in een groep laatstejaars om met hen na te denken over kiezen. In een nagesprek in kleine groep ging het over al dan niet trouwen. Een meisje zei dat ze eerst lange tijd kinderen wilde met iemand voor ze wilde trouwen. Om zeker te kunnen zijn. Op een bepaald moment zei ik dat een reden om met elkaar te trouwen mijns inziens was omdat dit ook menselijker is dan een lossere, onzekere band. Prompt zei een ander meisje op scherpe toon: 'Dat vind ik beledigend voor hen die niet trouwen: jij vindt dus dat ze minder menselijk handelen...' Dat had ik niet willen zeggen, maar je kon het natuurlijk wel uit mijn woorden afleiden. Het bleef in me hangen en ik sprak er met een andere priester over. 'Ik begrijp dat meisje', zei hij. 'Je kan ook zeggen: trouwen is ook goed.' Zo'n antwoord getuigt van meer vrijheid, vind ik. Maar ik reageer niet altijd zo vrij.

Een collega van mij is erg ziek, al jaren. Ik heb om een aantal op zich begrijpelijke maar onvoldoende redenen nooit de stap kunnen zetten om hem te bezoeken, al denk ik praktisch dagelijks aan die collega. Overigens een vorm van bidden die wat troost. Nu had ik toch getelefoneerd voor een bezoek, maar toen hoorde ik dat hij in een erg slechte toestand verbleef in een buitenlands ziekenhuis. Te laat allicht. Een van de mislukkingen in mijn leven ook al kon ik mijn groeten overbrengen.

zondag 11 januari 2009

De doop van Jezus en de wetten van Kepler

Ik weet het, het is van eind november geleden dat hier nog iets verscheen. Dan maar een hele brok ineens. Mijn commentaar bij het evangelie van zondag 11 januari (Marcus 1,7-11) waarin u meteen ook iets verneemt over hoe ik Oudejaarsavond vier.

Marcus, auteur van het oudste en kortste evangelie, valt met de deur in huis. Geen hoge, intellectuele proloog als aanloop zoals bij Johannes (In het begin was het Woord…), geen stamboom/pedigree en pittoreske kindsheidsevangelies zoals bij Matteüs of Lucas. Neen, Marcus valt met de deur ttz Johannes de Doper, in huis. Die beknoptheid is het ene wat Marcus bij mij oproept. Het andere: zijn ‘goede boodschap’ luidt: zeg niet te vlug dat je weet wie Christus is. Centraal, juist in het midden, staat immers de vraag: ‘Wie zegt gij dat ik ben?’ (Mc 8,27) en ook is er steeds weer als een agnostische draad: ‘Zwijg er nu over’. Het zwijggebod, het geheim, de Mc-code.

Het evangelie van vandaag begint met twee geheimzinnige zinnen van Johannes de Doper ‘Na mij komt die sterker is dan ik, en ik ben niet waardig mij te bukken en de riem van zijn sandalen los te maken. Ik heb jullie gedoopt met water, Hij zal jullie dopen met de heilige geest’. Hoe zou hun betekenis voor ons kunnen oplichten?

Ik weet niet wat jullie doen op oudejaarsavond. Sinds een tiental jaren lees ik dan samen met een twaalftal kennissen een grote tekst. Dit jaar: lezing over Joannes Kepler naar aanleiding van verschijning, 400 jaar geleden (1609) van zijn Nieuwe Astronomie, een titel die volgens kenners ten zeerste klopt met de inhoud. Er was reeds de copernicaanse omwenteling geweest met het heliocentrisme: de aarde draait rond de zon en niet omgekeerd. Er was ook de Deense astronoom Tycho Brahe ‘die een schat van gegevens over de baan van de planeten had verzameld maar het ontbrak Tycho aan de verbeelding om uit deze rijkdom van grondmateriaal het nieuwe model van het heelal op te bouwen. De wetten hiervan waren daar in zijn getallenkolommen; maar ‘te diep verborgen’ hierin dat hij ze kon ontcijferen. Tycho moet ook hebben gevoeld dat alleen Kepler in staat was om in die taak te slagen.’
Een beetje als JdD die de tekens van de tijd wel enigszins zag, maar aanvoelde dat ‘hij doopte met water maar Jezus van Nazaret met de heilige Geest.’

De eerste Wet, het eerste geheim: de planeten draaien niet in cirkels maar in elliptische banen om de zon, één focus van de ellips bezet door de zon. Ik weet niets van astronomie, maar wat mij frappeert en interesseert, is dat Hij daartoe heel anders moest kijken want de ellips, of erger nog, de ovaal met zijn puntig en zijn breed uiteinde – een ‘ei’ - verstoort de eeuwige droom van de harmonie van de bollen die aan de wortel van het hele toenmalige probleem lag. ‘Er is iets in de volkomen symmetrie van bollen en cirkels die een diep geruststellend gevoel aan het onderbewustzijn geeft – anders zou die niet tweeduizend jaren hebben kunnen overleven.’ Met de idee van een ovaalvormige baan van planeten vernietigde Johan Kepler de goddelijke symmetrie van bollen en cirkels waarmee men tot dan de loop van de planeten probeerde uit te leggen.’ Hij moest bepaalde als het ware dogmatische, vanzelfsprekende ideeën in vraag stellen. Een beetje zoals wij bepaalde hedendaagse dogma’s zoals ‘meten is weten’ of ‘meer met minder’ in vraag mogen stellen. Kepler leed er zelf onder, want hij was een heel religieus mens. Maar de realiteit, het leven, gebood hem anders te kijken. Kepler opende – om Jesaja te parafraseren - de ogen van zijn blinde tijdgenoten; hij bevrijdde mensen uit de kerker en de duisternis van een knellend wereldbeeld.’

Zo ook zal het leven Jezus dwingen om anders te kijken naar God, naar heil, naar de wereld. Zijn leven beantwoordt niet aan de harmonie van bollen, zij het dan nog kerst-bollen. Hij zal zelf anders leren kijken dan de gevestigde religie als bijvoorbeeld de Syrofenicische hem zal dwingen niet neer te kijken op de niet-joden; Hij zag toen dat Hij niet alleen was gekomen voor de joden.

‘Gedoopt worden met de heilige Geest’: is dat niet kijken met andere ogen naar dezelfde realiteit, de blik keren, zich be-keren. Johannes preekte toch een doopsel van bekering. Zo kijken, de blik bijsturen, de bril zo aanpassen dat het leven meer verschijnt, dat God meer verbonden kan worden met het leven zoals het is. Hoe is dat dan? Ten eerste: God spreekt normalerwijze niet rechtstreeks tot mensen door een mensenstem, door ‘stemmen’, maar wel door een mens. Ten tweede: God mengt zich in het lijden. Die twee boodschappen verschijnen eigenlijk op zeer beknopte manier, ‘in de kiem’ in de manier waarop het doopsel van Jezus wordt beschreven. Hoezo?

We bevinden ons op de overgang van het Oude naar het Nieuwe: in het Oude Testament sprak de Heer zelf. We hoorden het in de aanhef van de Jesaja-lezing: ‘Zo spreekt de Heer…’, ja, maar zo heb ik Hem nog nooit gehoord. In de evangelies vinden we daar dan ook maar weinig sporen meer van, behalve juist hier: ‘Hij zag de hemel openscheuren en de Geest als een duif op zich neerdalen, en er klonk een stem uit de hemel’ – zo sprak de Heer (‘Lang geleden, toen God nog sprak’); maar nu zal Hij anders spreken: helemaal als een mens. Gods afscheidswoord: ‘Gij zijt mijn Zoon, mijn veelgeliefde; in U heb Ik welbehagen.’ ‘Gij zijt mijn zoon’: Jezus wordt erkend als authentiek beeld van God, zoals een vader zijn zoon officieel erkent. Jezus is – zoals een theoloog het treffend verwoordde - sprekend zijn Vader. Er gebeurt iets met het spreken van God, van de Vader.

Drie keer lezen we in het Marcusevangelie de uitdrukking ‘Gij zijt mijn Zoon’. In het begin, in het midden, op het einde. Die ‘zoonpunten’ openen een perspectief in filigraan. Halfweg, bij de gedaanteverandering op de berg, lezen we: Mc 9,7: “Toen viel de schaduw van een wolk over hen, en uit de wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar hem!” Ze keken om zich heen en zagen opeens niemand meer, behalve Jezus, die nog bij hen stond.’ Gedaan, stem van God.

Derde ‘zoonpunt’, naar het einde: Mc 15,39: ‘Er viel een duisternis over het hele land… Het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot onder in tweeën… Toen de centurio hem zo zijn laatste adem zag uitblazen (de geest geven), zei hij: “Werkelijk, deze mens was Gods Zoon”.’ Het is uiteindelijk een mens, een heiden, die verklaart: hij was Gods Zoon.

Er loopt als het ware een neerwaartse lijn door het Mc-evangelie, de lijn van de menswording: van open hemel naar wolk naar duisternis, van een hemelse stem naar de verklaring van een heidense honderdman. ‘Dit is ‘m, dit is de eigenlijke mens.’ Drie punten, drie ‘zoon-punten’ waarvan de verbindingslijn geen mooie harmonische bolvorm bepaalt – de harmonie van het gepolijste woord en de succesvolle mirakels - maar eerder de ovaal en de dysharmonie van het menselijke gezicht in het lijden. God mengt zich in het lijden. Het statige, mooie voorhangsel van de tempel, van het Oude, zal van boven tot onder in tweeën scheuren. Zeg niet te vlug dat je weet wie Christus is. Om het te weten, moeten we zoals Hij beginnen met in de rij bij Johannes de Doper te gaan staan om onze blik te be-keren.