zondag 11 januari 2009

De doop van Jezus en de wetten van Kepler

Ik weet het, het is van eind november geleden dat hier nog iets verscheen. Dan maar een hele brok ineens. Mijn commentaar bij het evangelie van zondag 11 januari (Marcus 1,7-11) waarin u meteen ook iets verneemt over hoe ik Oudejaarsavond vier.

Marcus, auteur van het oudste en kortste evangelie, valt met de deur in huis. Geen hoge, intellectuele proloog als aanloop zoals bij Johannes (In het begin was het Woord…), geen stamboom/pedigree en pittoreske kindsheidsevangelies zoals bij Matteüs of Lucas. Neen, Marcus valt met de deur ttz Johannes de Doper, in huis. Die beknoptheid is het ene wat Marcus bij mij oproept. Het andere: zijn ‘goede boodschap’ luidt: zeg niet te vlug dat je weet wie Christus is. Centraal, juist in het midden, staat immers de vraag: ‘Wie zegt gij dat ik ben?’ (Mc 8,27) en ook is er steeds weer als een agnostische draad: ‘Zwijg er nu over’. Het zwijggebod, het geheim, de Mc-code.

Het evangelie van vandaag begint met twee geheimzinnige zinnen van Johannes de Doper ‘Na mij komt die sterker is dan ik, en ik ben niet waardig mij te bukken en de riem van zijn sandalen los te maken. Ik heb jullie gedoopt met water, Hij zal jullie dopen met de heilige geest’. Hoe zou hun betekenis voor ons kunnen oplichten?

Ik weet niet wat jullie doen op oudejaarsavond. Sinds een tiental jaren lees ik dan samen met een twaalftal kennissen een grote tekst. Dit jaar: lezing over Joannes Kepler naar aanleiding van verschijning, 400 jaar geleden (1609) van zijn Nieuwe Astronomie, een titel die volgens kenners ten zeerste klopt met de inhoud. Er was reeds de copernicaanse omwenteling geweest met het heliocentrisme: de aarde draait rond de zon en niet omgekeerd. Er was ook de Deense astronoom Tycho Brahe ‘die een schat van gegevens over de baan van de planeten had verzameld maar het ontbrak Tycho aan de verbeelding om uit deze rijkdom van grondmateriaal het nieuwe model van het heelal op te bouwen. De wetten hiervan waren daar in zijn getallenkolommen; maar ‘te diep verborgen’ hierin dat hij ze kon ontcijferen. Tycho moet ook hebben gevoeld dat alleen Kepler in staat was om in die taak te slagen.’
Een beetje als JdD die de tekens van de tijd wel enigszins zag, maar aanvoelde dat ‘hij doopte met water maar Jezus van Nazaret met de heilige Geest.’

De eerste Wet, het eerste geheim: de planeten draaien niet in cirkels maar in elliptische banen om de zon, één focus van de ellips bezet door de zon. Ik weet niets van astronomie, maar wat mij frappeert en interesseert, is dat Hij daartoe heel anders moest kijken want de ellips, of erger nog, de ovaal met zijn puntig en zijn breed uiteinde – een ‘ei’ - verstoort de eeuwige droom van de harmonie van de bollen die aan de wortel van het hele toenmalige probleem lag. ‘Er is iets in de volkomen symmetrie van bollen en cirkels die een diep geruststellend gevoel aan het onderbewustzijn geeft – anders zou die niet tweeduizend jaren hebben kunnen overleven.’ Met de idee van een ovaalvormige baan van planeten vernietigde Johan Kepler de goddelijke symmetrie van bollen en cirkels waarmee men tot dan de loop van de planeten probeerde uit te leggen.’ Hij moest bepaalde als het ware dogmatische, vanzelfsprekende ideeën in vraag stellen. Een beetje zoals wij bepaalde hedendaagse dogma’s zoals ‘meten is weten’ of ‘meer met minder’ in vraag mogen stellen. Kepler leed er zelf onder, want hij was een heel religieus mens. Maar de realiteit, het leven, gebood hem anders te kijken. Kepler opende – om Jesaja te parafraseren - de ogen van zijn blinde tijdgenoten; hij bevrijdde mensen uit de kerker en de duisternis van een knellend wereldbeeld.’

Zo ook zal het leven Jezus dwingen om anders te kijken naar God, naar heil, naar de wereld. Zijn leven beantwoordt niet aan de harmonie van bollen, zij het dan nog kerst-bollen. Hij zal zelf anders leren kijken dan de gevestigde religie als bijvoorbeeld de Syrofenicische hem zal dwingen niet neer te kijken op de niet-joden; Hij zag toen dat Hij niet alleen was gekomen voor de joden.

‘Gedoopt worden met de heilige Geest’: is dat niet kijken met andere ogen naar dezelfde realiteit, de blik keren, zich be-keren. Johannes preekte toch een doopsel van bekering. Zo kijken, de blik bijsturen, de bril zo aanpassen dat het leven meer verschijnt, dat God meer verbonden kan worden met het leven zoals het is. Hoe is dat dan? Ten eerste: God spreekt normalerwijze niet rechtstreeks tot mensen door een mensenstem, door ‘stemmen’, maar wel door een mens. Ten tweede: God mengt zich in het lijden. Die twee boodschappen verschijnen eigenlijk op zeer beknopte manier, ‘in de kiem’ in de manier waarop het doopsel van Jezus wordt beschreven. Hoezo?

We bevinden ons op de overgang van het Oude naar het Nieuwe: in het Oude Testament sprak de Heer zelf. We hoorden het in de aanhef van de Jesaja-lezing: ‘Zo spreekt de Heer…’, ja, maar zo heb ik Hem nog nooit gehoord. In de evangelies vinden we daar dan ook maar weinig sporen meer van, behalve juist hier: ‘Hij zag de hemel openscheuren en de Geest als een duif op zich neerdalen, en er klonk een stem uit de hemel’ – zo sprak de Heer (‘Lang geleden, toen God nog sprak’); maar nu zal Hij anders spreken: helemaal als een mens. Gods afscheidswoord: ‘Gij zijt mijn Zoon, mijn veelgeliefde; in U heb Ik welbehagen.’ ‘Gij zijt mijn zoon’: Jezus wordt erkend als authentiek beeld van God, zoals een vader zijn zoon officieel erkent. Jezus is – zoals een theoloog het treffend verwoordde - sprekend zijn Vader. Er gebeurt iets met het spreken van God, van de Vader.

Drie keer lezen we in het Marcusevangelie de uitdrukking ‘Gij zijt mijn Zoon’. In het begin, in het midden, op het einde. Die ‘zoonpunten’ openen een perspectief in filigraan. Halfweg, bij de gedaanteverandering op de berg, lezen we: Mc 9,7: “Toen viel de schaduw van een wolk over hen, en uit de wolk klonk een stem: ‘Dit is mijn geliefde Zoon, luister naar hem!” Ze keken om zich heen en zagen opeens niemand meer, behalve Jezus, die nog bij hen stond.’ Gedaan, stem van God.

Derde ‘zoonpunt’, naar het einde: Mc 15,39: ‘Er viel een duisternis over het hele land… Het voorhangsel van de tempel scheurde van boven tot onder in tweeën… Toen de centurio hem zo zijn laatste adem zag uitblazen (de geest geven), zei hij: “Werkelijk, deze mens was Gods Zoon”.’ Het is uiteindelijk een mens, een heiden, die verklaart: hij was Gods Zoon.

Er loopt als het ware een neerwaartse lijn door het Mc-evangelie, de lijn van de menswording: van open hemel naar wolk naar duisternis, van een hemelse stem naar de verklaring van een heidense honderdman. ‘Dit is ‘m, dit is de eigenlijke mens.’ Drie punten, drie ‘zoon-punten’ waarvan de verbindingslijn geen mooie harmonische bolvorm bepaalt – de harmonie van het gepolijste woord en de succesvolle mirakels - maar eerder de ovaal en de dysharmonie van het menselijke gezicht in het lijden. God mengt zich in het lijden. Het statige, mooie voorhangsel van de tempel, van het Oude, zal van boven tot onder in tweeën scheuren. Zeg niet te vlug dat je weet wie Christus is. Om het te weten, moeten we zoals Hij beginnen met in de rij bij Johannes de Doper te gaan staan om onze blik te be-keren.