maandag 20 april 2015

Wat betekent opstanding eigenlijk? Over zwaarte-kracht.

Op zondag 19 april 2015 (3°  zondag van de Paastijd B-jaar ) hield ik voor de Universitaire parochie van Leuven de volgende homilie





Lucas 24,35-48.

[35] De twee leerlingen vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe hij zich aan hen kenbaar had gemaakt door het breken van het brood.
     [36] Terwijl ze nog aan het vertellen waren, kwam Jezus zelf in hun midden staan en zei: ‘Vrede zij met jullie.’ [37] Verbijsterd en door angst overmand, meenden ze een geestverschijning te zien. [38] Maar hij zei tegen hen: ‘Waarom zijn jullie zo ontzet en waarom zijn jullie ten prooi aan twijfel? [39] Kijk naar mijn handen en voeten, ik ben het zelf! Raak me aan en kijk goed, want een geest heeft geen vlees en beenderen zoals jullie zien dat ik heb.’ [40] Daarna toonde hij hun zijn handen en zijn voeten. [41] Omdat ze het van vreugde nog niet konden geloven en stomverbaasd waren, vroeg hij hun: ‘Hebben jullie hier iets te eten?’ [42] Ze gaven hem een stuk geroosterde vis. [43] Hij nam het aan en at het voor hun ogen op. [44] Hij zei tegen hen: ‘Toen ik nog bij jullie was, heb ik tegen jullie gezegd dat alles wat in de Wet van Mozes, bij de Profeten en in de Psalmen over mij geschreven staat in vervulling moest gaan.’ [45] Daarop maakte hij hun verstand ontvankelijk voor het begrijpen van de Schriften. [46] Hij zei tegen hen: ‘Er staat geschreven dat de messias zal lijden en sterven, maar dat hij op de derde dag zal opstaan uit de dood, [47] en dat in zijn naam alle volken opgeroepen zullen worden om tot inkeer te komen, opdat hun zonden worden vergeven. Jullie zullen hiervan getuigenis afleggen, te beginnen in Jeruzalem.

Een vermeende zelfdoding

Op paaszaterdag kreeg ik een telefoontje dat een studievriend zich had gezelfdood. Ik had hem enkele weken voordien nog ontmoet. Op Pasen raapten een collega-vriendin en ikzelf al onze moed samen om de weduwe te bezoeken. ‘Nu zeggen ze al dat hij dood is’,  zei de vrouw. Hij was dus niet dood. Hij was opgenomen in een ziekenhuis. Ik was zo verbouwereerd dat ik de eerste minuten niets kon onthouden van het relaas van de vrouw. Ik was verbijsterd. ‘Ik kon het van vreugde en verbazing bijna niet geloven…’ Het was misschien een klein smaakje van wat de leerlingen lijken te ervaren wanneer ze Jezus terug zagen.

Hoewel… iemand die alleen vermeend dood was, toch levend terugzien, dat gaat nog, maar ‘een dode – ja, morsdood – die niet dood is’ terug zien verschijnen wie gelooft dat nu? Als we in het credo belijden dat ‘Jezus nedergedaald is ter helle’ bedoelen we in de eerste plaats dat Jezus werkelijk morsdood was, dat hij bij de doden was. Totaal machteloos. Welnu, de opstanding is de hoeksteen van het christelijk geloof, wordt gezegd. Maar tegelijk lijkt het het fragielste van dat geloof. Pasen brengt een blijere stemming, vreugde, al was het maar door het lenteweer, maar als we eerlijk zijn tegelijk misschien ook verbijstering, vertwijfeling: waar slaan die verschijningsverhalen op? Wat kunnen we ons daarbij voorstellen?

Het verschijningsverhaal heeft een bedrieglijke kant: het verschijnen van de Heer met het benadrukken van zijn lichamelijkheid – betast mijn handen en voeten, geen geest maar een betastbaar mens die eet, spreekt en Schriftuitleg verschaft – zet ons in deze tijd op het verkeerde, modern-wetenschappelijke been. Verrijzenis  gaat niet over de reanimatie van een lijk, zoals bij Lazarus of zoals bij het dochtertje van Jaïrus waar Jezus bij leven en welzijn twee keer te laat kwam en de gestorvene toch tot leven riep. Wij weten in onze tijd, met onze wetenschap, dat dit niet gebeurt. En al zou het ooit eenmaal bij wonder gebeurd zijn met Jezus van Nazaret, wat verandert dit aan ons leven? Fijn voor Hem, maar wat met mij en mijn (overleden) geliefden? Neen, het gaat niet over dergelijke reanimatie die de doden weer onder de levenden terugbrengt. De tekst doet Jezus immers ook zeggen: “Dit zijn mijn woorden, die Ik sprak toen Ik nog bij u was…” Hij is dus niet meer bij hen, toch niet op die manier.

In de vier verzen die volgen op onze lezing van vandaag, de laatste vier van het Lucasevangelie, gaat Hij dan ook verdwijnen, ‘opgenomen worden ten hemel’. Na de woorden: ‘Blijf in de stad tot jullie met kracht uit de hemel zijn bekleed.’ En dàt lijkt het onmiskenbare historische feit te zijn: dat de leerlingen die Hem gekend hadden na Zijn dood kracht gingen ervaren die ze associeerden met leven en sterven van Jezus van Nazaret. In feite jaren, misschien tientallen jaren na zijn overlijden. Maar er gebeurde onmiskenbaar iets. Onrechtstreeks merkten ze dat Hij leefde, hoewel de mens Jezus mors-dood – dubbel dood – was. Ze hadden Hem immers zelf van het kruis gehaald, zijn lichaam gebalsemd en begraven. Toch associeerden ze die kracht met Hem. Zoals een gedode Romero ons kan inspireren – jaren later, en in beslist heel andere omstandigheden dan die van zijn El Salvador.

Dat laatste aspect voert ons naar iets essentieels in de opstanding. Wat er uit groeide was iets dat er helemaal anders ging uit zien dan een joodse rabbi met wat volgelingen in een specifieke Palestijnse cultuur. Er ontstaat iets totaal anders – totaliter aliter – om te spreken met Paulus over opstanding. Hij heeft het dan over het hiernamaals, maar dat geldt m.i. ook voor het hiernumaals – en we kunnen enkel van hieruit spreken. Totaliter aliter: een spirituele Big Bang : een nieuwe liefdesschepping uit het zwarte gat van lijden en dood, heel en al uitdijend.  De grondlegger van dat oerknalidee was een Belgische priester-astronoom (Georges Lemaître). Om het bescheidener te zeggen: de boom (‘boom’) lijkt niet op het zaadje. De Kerk lijkt bijvoorbeeld helemaal niet op de rondtrekkende Jezus en zijn vriendenclub: wat hebben kathedralen, parochies, Vaticaan, sacramenten zoals we ze kennen, encyclieken etc er mee te maken? Toch kan ze er op haar best nog trekken van hebben, een ruimte zijn voor Zijn Geest en Kracht. Toch kan ze op haar best er een nieuwe schepping van zijn, maar blijvend herkenbaar als van Jezus Christus komend. Hoezo?

Hier zet het verschijningsverhaal ons dan toch weer op het juiste been: het christelijk verrijzenisgeloof voert ons niet naar de hemel maar naar de tastbare wereld toe. Dit ‘bedrieglijk’ verhaal dat op het eerste zicht ons ervan moet overtuigen dat de leerlingen Jezus in levende lijve hebben terug gezien geeft mij misschien vooral aan wat referentiepunten zijn in een echte opstandingsevolutie:

  1. “Vrede zij u” is het eerste woord: het gaat om vredesschepping; ook over ‘vrede’ als herkenning van de ‘binnenkomst’ van de Heer. En het laatste woord is vergeving.
  2. Er wordt gesproken en gegeten.
  3. Het gaat over concrete mensen, lichamen, geen geesten (geen hallucinaties), geen schimmen (zoals in de joodse sjeool), geen hersenschimmen
  4. Het gaat over diepmenselijke emoties: verbijstering en schrik; vreugde en verbazing
  5. Het gaat over de mens die lijdt: doornagelde handen een voeten als identificatie
  6. In dit alles  blijft de ‘oude’ Schrift oriënterend: de historische, de profetische, de wijsheidsboeken: zij worden ‘vervuld’ dwz ook omgezet in een nieuwe schepping
  7. En het gaat niet alleen over individuen, maar ook over volkeren die opgeroepen worden tot inkeer zodat ze vergeving krijgen
  8. Tenslotte: begin in Jeruzalem: te beginnen, maar daar zal het niet bij blijven. De ‘tak’, de boom zal er helemaal anders uitzien dan Jeruzalem. Dat is wat Lucas al ziet.

Het verhaal houdt ons in zijn naïviteit en eenvoud aan de grond. En oriënteert naar vrede en vergeving. Het gaat dus niet alleen om een ervaring van kracht. We zouden ons immers kunnen verbazen over de kracht die mensen doet meewerken aan totalitaire systemen zoals stalinisme en nazisme, maar ook zoals de Kerk zelf op zijn slechtst, religie op zijn ‘pseudoost’ zoals bij IS, Boco Haram etc., en ook ongebreideld marktisme. Ze spreken niet van vrede en vergeving. De herschepping in Christus betreft geen totalitarisme, maar iets totaliter aliter. De kiem van dat nieuwe wordt verteld in een verhaal van Jezus die leerlingen onderweg vervoegt. Jezus’ geest is heel reëel en concreet, zo reëel en concreet als een gezel(lin).

In zekere zin ‘Kan ik alleen woorden ontmoeten, U niet meer…’, zoals we vaak hier zingen met Gerrit Achterberg. Hoe laten we dit Woord ons hier vervoegen? En hoe zullen wij het Woord vervolgens (als werk-woord) vervoegen? Vervoegen we het in de onvoltooid verleden tijd of maken we er voor bepaalde interpretaties een voltooid verleden tijd van? We kunnen het Woord vervoegen in de tegenwoordige tijd: met oog voor wat nu gegeven wordt, the present time, het geschenk van het ogenblik, de blik in de ogen van de ander. We moeten het ook vervoegen in de toekomstige tijd, in de futur pas si simple.

Zwaarte-kracht

Pas si simple….want  ‘Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan?’ zegt Jezus aan de twee Emmaüsgangers, aanwezig in dit verhaal waar we opnieuw lezen: “Toen maakte Hij hun geest toegankelijk voor het begrijpen van de Schriften.” Blijkbaar moest Hij lijden en sterven. En wij zijn toch zijn volgelingen, tochtgenoten, aanhangers. Er is een onvermijdelijke  zwaarte in ons leven. Maar dat is tegelijk een/de zwaarte-kracht die ons aan de grond houdt, zodat we niet als een Icarus gaan opvliegen en neerstorten. De kracht die de leerlingen van Jezus, tot op vandaag, op wonderlijke wijze ervaren is een soort zwaarte-kracht: kracht ontstaan uit lijden en dood omwille van de liefde. We denken opnieuw aan onze bijna-huis-heilige: Romero.

Zwaartekracht doet me ook denken aan Simone Weil in ‘La pesanteur et la grâce . Ze zegt zoiets als: de wet van de zwaartekracht geldt niet alleen in fysica, maar ook analoog in psychologie en spiritualiteit. Alleen de genade onttrekt ons ‘soms even’ aan die zwaarte. ‘Alle natuurlijke bewegingen van de ziel worden gestuurd door wetten die analoog zijn aan die van de materiële zwaartekracht. Alleen de genade maakt de uitzondering.’ Met enige humor – een teken van verrijzenis – kunnen we ook zeggen dat de verliefdheid de uitzondering maakt. Op een affiche in een ziekenkamer las ik deze week een quote van Einstein: ‘Gravitation is not responsible for people falling in love’. Inderdaad, verliefdheid onttrekt ons aan de zwaarte, maar liefde kent zijn zwaarte. Wie die zwaarte(kracht) ontkent komt in de ‘ondraaglijke lichtheid van het bestaan’ terecht, zo hebben we in deze tijd (van Kundera) geleerd.

De eucharistie is de herinnering aan de zwaarte-kracht van Jezus Christus, ons zwaartepunt. De herijking op zijn genade houdt ons aan de grond.

 

Marc Desmet sj