HOMILIE DERDE ZONDAG
VAN DE ADVENT VAN HET C-JAAR 16 DECEMBER 2012
De Boze Boodschap van
Jezus Christus
Marc Desmet sj
Lucas 3,10-18
De mensen vroegen
hem: ‘Wat moeten wij dan doen?’ Hij gaf hun ten
antwoord: ‘Wie twee stel kleren heeft, moet delen met iemand die niets heeft, en
wie te eten heeft, moet hetzelfde doen.’ Ook tollenaars
kwamen zich laten dopen en zeiden: ‘Meester, wat moeten wij doen?’ Tegen hen zei hij:
‘Vorder niet meer dan u is voorgeschreven.’ Ook soldaten stelden
hem de vraag: ‘En wij, wat moeten wij doen?’ Tegen hen zei hij: ‘Pers niemand
geld af, ook niet onder valse voorwendsels, maar wees tevreden met uw
soldij.’
Het volk leefde in gespannen verwachting, en allen vroegen zich af of Johannes niet de messias was, maar Johannes gaf hun allen ten antwoord: ‘Ik doop u met water. Maar er komt iemand die krachtiger is dan ik; ik ben te min om de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal u dopen in heilige Geest en vuur. De wan heeft Hij in zijn hand om zijn dorsvloer op te ruimen; het graan verzamelt Hij in zijn schuur, maar het kaf zal Hij verbranden in onblusbaar vuur.’
Zo en op vele andere manieren verkondigde hij met klem aan het volk de goede boodschap.
Het volk leefde in gespannen verwachting, en allen vroegen zich af of Johannes niet de messias was, maar Johannes gaf hun allen ten antwoord: ‘Ik doop u met water. Maar er komt iemand die krachtiger is dan ik; ik ben te min om de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal u dopen in heilige Geest en vuur. De wan heeft Hij in zijn hand om zijn dorsvloer op te ruimen; het graan verzamelt Hij in zijn schuur, maar het kaf zal Hij verbranden in onblusbaar vuur.’
Zo en op vele andere manieren verkondigde hij met klem aan het volk de goede boodschap.
Twee zaken
kenmerken het optreden van Johannes de Doper in deze passage, twee heel
menselijke, niet zweverige zaken die spreken van menswording:
(1) Zijn praktisch en evident antwoord op
de vraag ‘Wat moeten wij doen?’
Aan ‘de
mensen’ antwoordt hij: Wie teveel heeft, laat hij/zij delen… ; aan tollenaars: niet meer vragen dan is
vastgesteld ; aan soldaten: niet plunderen, tevreden zijn met uw soldij.. Heel
evident, sober. Doen! En klaar! Johannes
de Doper was geen charlatan of revolutionair, zoals er in die tijd van verwachting
van protest tegen de bezetter en eindtijdelijke verwachting historisch gezien
veel waren, zoals we kunnen lezen in een niet-christelijke bron zoals Josephus
Flavius die Johannes de Doper de enige profeet vond die respect verdiende. Hij
predikte gewoon een deugdzaam, joods leven en dat contrasteerde met allerlei
‘visionairs’ en bedrieglijke ‘wonderdoeners’ zoals bijvoorbeeld Teudas die
beloofde het water van de Jordaan te splitsen.
Johannes’
deugdelijkheid doet de vraag in de tekst verschuiven van moraal (‘Wat moeten we
doen?’) naar identiteit: Wie zijt gij Johannes
de Doper: zijt gij de Messias, de verlosser? Krijgen we, anders gezegd, in Johannes
de Doper een verlossend mensbeeld? En
dat is wonderlijk genoeg een heel actuele vraag. Onze cultuur zegt eigenlijk:
voordat je de vraag kunt beantwoorden ‘Wat moet ik doen?’ wil ik weten: ‘Wie ben ik?’ Denk maar aan Paul
Verhaeghe’s boek ‘Identiteit’. Welk
beeld houdt het evangelie voor van mens-wording, van de Mens?
(2) Dat brengt naar een tweede kenmerk –
en hier wil ik langer bij stilstaan - de verwijzing naar een verlosser die
grote opruim zal houden, die het kaf, gescheiden van het koren, zal verbranden.
In zekere zin een boos figuur. Iemand die zich kwaad maakt. Dat leidt me naar
de vraag: wat is de plaats van kwaadheid
en boosheid in de figuur van Jezus van
Nazaret in wiens gezindheid wij willen groeien?
Johannes de
Doper die doopte met water, verwijst naar Jezus die’ doopt met vuur’: ‘een
apocalyptisch beeld dat herinnert aan de dag van JHWH’ (studiebijbel) waar het
kaf gescheiden van het koren zal verbrand worden, al verwijst het beeld bij
Lucas naar het vuur van Pinksteren – want hij is ook de auteur van de
Handelingen waar dit wordt beschreven. Maar
uit het beeld spreekt dus ook toorn. Kwaadheid. Vuur is immers dubbel:
licht/warmte/enthousiasme maar ook hitte/verbranding/woede. Een vuur, een brand
woedt
immers, zoals we zeggen. Liefde woedt ook: There’s
a love in me raging - Allegria! … (Cirque du soleil). Heilige woede,
colère.
Bij die woede
zou ik willen stilstaan. Woede, kwaadheid, toorn, verontwaardiging,
verwijten, onbeleefdheid, overdreven radicaliteit, vrijmoedigheid, enz
horen bij ons menszijn. Een heel paradigma dat niet dadelijk met mystiek, spiritualiteit,
devotie wordt geassocieerd maar dat bij nalezen van de vier evangelies door de
bril van toorn – wat ik gedaan heb – wel te associëren is met Jezus. Nochtans
zingen we: ’Verschenen is de mildheid en
de trouw van onze God’ - een van de mooiste kerstuitdrukkingen, vind ik:
barmhartigheid. Maar toch geldt ook: ‘Verschenen is de boosheid en de rouw van
onze God’? We kunnen gerust spreken van de Boze Boodschap van Jezus Christus in de vier canonieke evangelie.
Een beperkte bloemlezing, met de uiteindelijke bedoeling te bemoedigen:
De evangelies zitten vol verontwaardiging,
discussie en debat… zeker
de eerste helft van Johannes en zowat het hele Matteüsevangelie hangenvol
conflict, maar ook bij Marcus en Lucas… toch volgens mij…
In het
toornparadigma zit ook de radicaliteit
van de Bergrede: als uw oog u ergert, ruk het uit… en zo kan men de hele
bergrede bij Matteüs op de Zaligsprekingen na, lezen als een geladen,
conflictueuze tekst: Gij hebt gehoord
dat… Maar Ik zeg u: het klinkt als een politiek strijdpamflet.
Verwijten over ongeloof (vaak aan zijn leerlingen) en
kleingelovigheid, doorspekt van ongeduld
en ergernis: ‘Ongelovig en tegendraads slag mensen, hoelang moet Ik nog bij
u blijven en u verdragen?’
Hij demonstreert soms onbeleefdheid
tegenover wie een vraag naar genezing stelt ‘Mijn dochter,
zegt de Kanaänese, is vreselijk
bezeten.’ Maar Hij gaf haar niet eens antwoord. Of als zijn eigen moeder zegt: ‘Ze* zitten zonder wijn’, antwoordt Jezus
weinig delicaat: ‘Wat* hebben ik en u daarmee van doen,
Vrouwe? Mijn uur is nog niet gekomen.’ En verderop in datzelfde
Johannesevangelie: Toen Jezus zag hoe Maria weeklaagde (over de gestorven
Lazarus) en hoe ook de Joden die haar vergezelden weeklaagden, ontstak Hij in toorn*
en wond zich op. [34] ‘Waar
hebt u hem neergelegd?’
Tussendoor ‘bestraft’ Jezus demonen, vervloekt een vijgenboom, mest een
tempel uit met de zweep.
Het wemelt van de Wee-spreuken aan het adres van ‘Schriftgeleerden,
Farizeeën, schijnheiligen’, naast straffe uitsprakenals : ‘Hoeren en tollenaars
gaan u voor in het koninkrijk der hemelen…’ Of: ‘Het is fraai, hoe u het gebod van God
opzij zet om uw traditie overeind te houden.’ Hij toont zich tegenover hen
overigens ook ‘boos’ in de zin van slim, een bolle-boos die de Schriftteksten handig aanwendt om hen in hun
blootje te zetten.
Ook in zijn
parabels komt woede vaak voor: bijvoorbeeld de koning die woedend is omdat de genodigden niet opdagen en die vervolgens
woedend is als een van de later uitgenodigden geen feestkledij aanheeft.
Klare taal schenkt Hij ons: U bent op een
dwaalspoor (tav de sadduceeën die de verrijzenis belachelijk maken via de vrouw
die zeven keer huwde…).
Of denk aan zijn voorspellingen over
rampspoed over
Jeruzalem en vluchten naar de bergen. Waarschuwingen voor dwaalsporen en valse
profeten. Of verkiest u vermaningen,
dreigementen, molenstenen rond de nek, ‘Pas op voor de zuurdesem van de
farizeeën, dat wil zeggen hun huichelarij!’
Het ontbreekt Jezus ook niet aan vrijmoedigheid: Johannes de Doper is gekomen, hij at
geen brood en dronk geen wijn, en u zegt: “Hij is in de macht van een demon.”
De Mensenzoon is gekomen, Hij at en dronk, en u zegt: “Kijk die veelvraat, die
slemper, die vriend van tollenaars en zondaars.” ’t Is nooit goed dus… Of aan
zijn leerlingen: Ge zoudt uw leven voor mij geven? Voor de haan kraait zult ge
me drie keer verraden hebben…)‘Jullie
weten niet wat je vraagt. Kunnen jullie de beker drinken die Ik zal drinken?’
Een beetje
later zal Hij hen verwijten dat ze niet eens een uurtje kunnen waken, zelfs in
zijn moeilijkste uur,
Tot en met verwijt naar God: Mijn God, mijn God,
waarom hebt U Mij in de steek gelaten?
Het toornparadigma houdt zelfs niet op
na zijn dood: ‘Wat
zijn jullie toch onverstandig en traag van begrip als het gaat om het geloof in
alles wat de profeten hebben gezegd! Moest de Messias niet zo lijden en dan
zijn heerlijkheid binnengaan?’ (Lc 24) Bij Mc luidt het: Later verscheen Hij
aan de elf … en Hij verweet hun hun gebrek aan geloof en hun verstoktheid van
hart, omdat ze geen geloof geschonken hadden aan hen die Hem in leven gezien
hadden.
Besluit
Excuseer voor
deze boze bloemlezing en boodschap: enkel om ons te laten doordringen van de
plaats voor boosheid in de menswording. En toch verbinden we Jezus ook heel
sterk met barmhartigheid en mildheid. In dat vurig spanningsveld worden we
geroepen Hem achterna te gaan.
Dat
gigantisch spanningsveld zit eigenlijk in het hele Eerste Testament en zien we
voorbeeldig samengebald, gesym-boliseerd in de Mensenzoon, Jezus Christus.
Toorn van God (denk aan de vele beelden van de straffende God), toorn van de
mens (denk aan de ‘verschrikkelijke dingen’ die in sommige psalmen staan en uit
het hart van de mens komen); maar ook de steeds terugkerende barmhartigheid en
liefde en trouw van God - getuige de eerste lezing uit Sefanja.
Wat is daar nu bemoedigend aan?
Wel, het hele
woede&boosheid-paradigma hoort erbij. Als u dus dit weekend al of komende
week daarin terecht komt (of al lang vertoeft), weet dan dat dit ook met de
menswording, met de geboorte en barensweeën van de Mensenzoon en –dochter te
maken heeft. Dat u dan in goed gezelschap vertoeft, het gezelschap van Jezus.