vrijdag 24 december 2010

Een witte kerst

CAUSERIE MARC DESMET VOOR BRAAMBOS BIJ KERSTDAG 2010

Sneeuw. Het duurt misschien maar even. En toch. Je wordt ’s morgens wakker, en je weet dat er iets ongewoons in de lucht hangt. Je weet nog niet direct wat het is, of toch, ergens zit het wel in je geheugen, maar het gebeurt niet zo vaak. En dan dringt het tot je door, je herinnert het je: het heeft gesneeuwd. Het lawaai van de wereld is even gedempt. Er heerst een soort ongewone rust, vrede, tussen de vele bedrijven en de bedrijvigheid en het gedreven zijn van het leven. Je herinnert je dat dit ook in de wereld is. Je ziet de wereld even anders, sneeuwwit. Een openbaring. Een feest.

Het kerstfeest luidt dit jaar de kerstvakantie in. Die zal lopen tot het feest van Driekoningen. Daardoor valt de liturgische kersttijd samen met de kerstvakantie. Die kersttijd loopt met andere woorden van het feest van de baring van Jezus tot aan het feest van de open-baring zoals het feest van de Driekoningen ook nog heet: Jezus openbaart zich als goed nieuws voor alle mensen van goede wil, en niet alleen voor gelovigen. Op dat feest van de Openbaring, Driekoningen, zou ik willen focussen, en de weersomstandigheden inspireren mij om dat te doen aan de hand van een strofe uit een kerstlied van Anton van Duinkerken:

Nu zal het gauw gaan sneeuwen,
Dan worden de wegen wit.
Dan rijden de drie kamelen,
Waarop elk een koning zit
Door een woestijn van eeuwen
Vol boosheid en gevit.


Eeuwen vol boosheid en gevit. Ja, de wereld is zwart van ellende en er loopt een zwarte draad door het leven. Zo ook door de Blijde Boodschap heen. Dat is van meetaf aan duidelijk, ook in de naïeve kindsheidsevangelies. Er is de geslachtslijst van Jezus waarmee Matteüs zijn evangelie begint: van Abraham tot David (koning, maar ook zondaar), van David tot de ballingschap (ellende!), van de ballingschap tot de Messias (die vermoord zal worden). En in die geslachtslijst verder veel figuren die echt geen doetjes waren. En aan het wat duistere eind van de lijst Jozef, adoptievader ondanks zichzelf, die bijna Maria in stilte had laten stikken. Straks de vlucht naar Egypte, want Herodes is uit op kindermoord. Ellende en moord alom.

En toch dit levende kind dat ‘krijt’: In Jezus is God voor altijd met ons en alle anderen. Als sneeuw die het lelijke van de wereld even zacht bedekt. Als een maagdelijke ongeschondenheid die – hoe is het mogelijk - toch bestaat ondanks de vele verkrachtingen, misbruiken en pijn. Als witte sneeuw die even bedekt maar die onschuldig bloed ook feller rood kleurt..

Sneeuw. Het heeft iets magisch, iets vertragends en rustgevends zoals de bewegingen van de kamelen die door de woestijn trekken. De kamelen van de magiërs uit het Oosten. Mooie figuren, die magiërs. Mooie, kleurrijke kleren, zo stellen we ze ons voor. Ook figuurlijk mooi. Ze komen uit het oosten. Daar ligt de toekomst, naar het schijnt. Economisch, maar misschien ook geestelijk, ik denk aan het succes van Mindfulness. Die magiërs, wijzen of koningen, zijn heidenen, lieve heidenen, Gods heidenen. Het blijven wel magiërs: mensen van de wereld van de magie – het etherische, de new age; niet de echte, zuivere, orthodoxe religie. Niet katholiek.

Niettemin willen die wijzen ‘de koning van de joden eer bewijzen’. ‘Ze hebben zijn ster zien opkomen’. Dat geeft vaag de richting aan. Ze gaan aandachtig op stap ‘met iets in hun hoofd dat stroomt en licht geeft’, zoals een lied zingt. Door de woestijn. De wijzen gaan ook te rade bij de wetenschap, bij de theologie en de geschiedenis, bij de kenners van de geloofstraditie die hun vermoeden wetenschappelijk bevestigen: er bestaan woorden voor het vermoeden van de magiërs; wat zij zoeken, staat op tekst, is reeds verwoord. Een beetje zoals mindfulness ontmoeting is tussen oosterse boeddhistische wijsheid en westerse wetenschap. De wijzen bewegen zich daarbij vol goede wil en onschuld voort in een milieu van politiek, intriges, van schijnbare belangeloosheid en interesse – getekend: Herodes. En toch is het ook via die perverse wereld dat ze naar Betlehem, plaats van nieuw, echt leven, worden verwezen.

En dan pas duikt de ster terug op die ze hebben zien opkomen. Tot waar ze stilstaat. Dat terugvinden van die ster, van die beginintuïtie – zo’n lange zoektocht geleden – : dat vervult hen met vreugde, en dat is het kenmerk dat zij echt en nieuw Leven gevonden hebben. Welk leven? Iets heel eenvoudigs, als een moeder en een kind.
Ze voelen intuïtief aan – als in een droom - dat dit zo mooi is dat ze deze parel niet voor de zwijnen mogen gooien. Dus niet terug naar Herodes. De drie wijzen gaan dus langs een andere weg terug naar huis. Er wordt niet gezegd dat ze joods-christen worden. Maar ze hebben gevonden wie het mensenkind is. En dat verbindt hen, die uit een andere traditie en religie stammen, met het Mensenkind. Er is een verbond over die grenzen heen. En in bedekte termen – zoals sneeuw de aarde bedekt - worden zij vreugdezaaiers en verkondigers.

Door een woestijn van eeuwen
Vol boosheid en gevit
Rijden de drie kamelen
Waarop elk een koning zit,
Nu zal het gauw gaan sneeuwen
En dan wordt de wereld wit

Uit: Kerstlied, Anton van Duinkerken (laatste strofe)