donderdag 3 februari 2011

Die rampzalig zijn zullen zalig zijn

HOMILIE UP 29-30 JANUARI 2011

De nieuwe Mozes

De Bergrede is de aanvang van de eerste van vijf toespraken die Jezus houdt in het evangelie van Matteüs. Een plechtig moment. Matteüs laat Jezus de berg opgaan en stelt Hem daarmee opnieuw voor als de nieuwe Mozes. Jezus staat in de lijn van Mozes. Toch vormt Hij er ook een breuklijn mee. Hoezo?

Aan het einde van het negentiende hoofdstuk van het boek Exodus lezen we: 'Mozes daalde de berg (de Sinaï) af naar het volk en sprak het toe.' En onmiddellijk daarop, verrassend: 'Toen sprak God al de woorden die hier volgen.' Die woorden zijn de tien geboden die we misschien in de vorm van volgend kinderrijmpje ooit leerden: 'Bovenal bemin één God; zweer niet ijdel vloek noch spot; heilig steeds de dag des Heren; vader, moeder zult gij eren…' Dat gebeurt evenwel in een scenario van donderslagen, bliksemflitsen, bazuingeschal en een rokende berg die het hele volk doen beven van angst en het op afstand doen staan. Het beangstigde volk vraagt dat God zelf niet meer zou spreken, maar dat Mozes met God zou spreken, wat hij ook doet. En daarna brengt Mozes de hele Wet met de zovele wetsbepalingen over, gegrift in twee stenen platen: de mozaïsche wet, een groot 'mozaïek' van wetten. De platen van het verbond, van de relatie tussen Israël en God.

Deze heilsgeschiedenis trilt mee als Matteüs Jezus de berg laat opgaan om zijn leerlingen te onderrichten. Dit is zijn visie op de relatie tussen God en mens, op het verbond, op wat beiden mogen verwachten, op Jezus’ programma. Het is in de lijn van het Mozes-gebeuren en toch anders. Le nouveau Moïse est arrivé. Geen gedonder en gebliksem. Het klinkt rustiger. Geen wetten op platen gegrift, maar een wet gegrift in het hart, zoals Jeremias (hfst. 31) had voorspeld: ‘Dit is het nieuwe verbond dat Ik in de toekomst met Israël sluit: Ik schrijf mijn wet in hun binnenste, Ik grif ze in hun hart.’

De nieuwe lijn is richting hart, richting innerlijkheid. Straks gaat Jezus zeggen, bijna als in een politieke rede: 'Gij hebt gehoord dat er gezegd is: Gij zult niet… Maar Ik zeg u: …' En telkens zal Hij wijzen naar de kern van de zaak, naar het hart. Ik ben niet gekomen om de Wet en de Profeten -- Mozes -- op te heffen, maar om ze te vervullen. Ik ben gekomen om de traditie die uitgehold is, om diegenen die uitgehold en leeggehold zijn, te vervullen.

Het eerste woord van de eerste rede: Zalig de armen van geest
Toch is Jezus' eerste woord bij zijn eerste ‘grote speech’ niet een woord over de Wet. Hij begint niet met voorwaarden en normen. Hij begint met gelukwensen oftewel zaligsprekingen. Dat treft me telkens weer. De achtergrond van deze zaligsprekingen wordt veeleer gevormd door de wijsheid van de psalmen dan door stevige profetische taal. De eerste zaligspreking is bekend: 'Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het rijk der hemelen.' In wezen geven alle zaligsprekingen één soort mentaliteit aan die zich in verschillende facetten laat zien: het zijn de armen van geest die steeds weer opbotsen tegen de complexe werkelijkheid, de complexe en harde wetten van de wereld waarin zij leven.

'De armen van geest': wie zijn zij? Matteüs verwijst ermee naar de am-ha-arets: het volk dat de Wet of Thora niet kent en dat daardoor uitgesloten wordt. Uit een rabbijns geschrift: 'Het is verboden een mens die geen kennis van de Thora bezit, barmhartigheid te bewijzen.' Het gaat niet noodzakelijkerwijs om materieel armen, het proletariaat, of de simpelen van geest. Maar het gaat er Matteüs om dat precies zij die uitgesloten worden omdat ze de wet niet kennen, komen tot de echte verbondsmentaliteit, tot een echte verhouding tot God – anders dan bij de farizeeën, sadduceeën en Schriftgeleerden.

Onder verschillende benamingen wordt dit botsen met de harde wetten van de werkelijkheid getypeerd. De armen van geest, de gebrokenen van hart noem ik (1) de treurenden die botsen met de wetten van het onbegrijpelijke lijden en de dood. Het zijn (2) de zachtmoedigen die botsen met het harde lawaai – niet het minst het medialawaai, de mediawetten, de communicatiewetten van deze wereld. De armen van geest zijn (3) zij die hongeren en dorsten naar gerechtigheid en botsen met de soms kafkaiaanse complexiteit van maatschappelijke wetten, de anonimiteit en het keurslijf van grote structuren, met lobby's die ondoorzichtig en ontoegankelijk zijn. Het zijn (4) de barmhartigen die botsen op de genadeloosheid van het neoliberaal denken (‘het moet opbrengen’) en soms van kerkelijke wetten (‘het moet zo’); (5) de zuiveren van hart die botsen met de complexiteit van het onzuivere, van het bedrog; (6) de vredebrengers die botsen op de eindeloze spiralen van geweld en de wet van de sterkste (7) de geëngageerden die behandeld worden als de boosdoeners.
Het gaat om hen die telkens ervaren dat zij in de mentaliteit van deze tijd aan de verkeerde kant staan, in de hoek zitten, in de hoek waar de slagen en soms de ontslagen vallen, die hier niet passen, die storen, die treuren… zij die juist lijden onder het feit dat de echte verbondsmentaliteit niet wordt beleefd. Het gaat om hen die misschien cultisch, volgens de regels, niet zuiver zijn, maar wiens innerlijke ruimte – daar waar de beoordeling valt over iemands gehele doen en laten - zuiver en rein is. Het gaat om wie de eenvoudige, directe, pseudo-‘kinderlijke’ instelling heeft ten opzichte van het leven en van medemensen.

Het gaat dus over wie door het leven vernederd is – wie niet ? – en daarin iets ontdekt, misschien in de orde van een gezonde nederigheid. Dit staat vooraan in het programma van Jezus: het ervarings-vertrekpunt om Jezus’ innerlijke radicaliteit gezond te kunnen beleven: Gij hebt gehoord: Ge zult niet doden… Maar ik zeg u: ieder die zijn broeder een kwaad hart toedraagt, zal uitgeleverd worden aan het gerecht…

Ergens las ik als vertaling voor ‘Zalig’, ‘Gelukkig’: 'U bent op de juiste plaats als…' Je bent op de juiste plaats als de complexiteit van het leven je lijkt uit te sluiten, want dan begin je het koninkrijk van God, Gods realiteit hier op aarde reeds te zien. Hoezo? Hun behoort het rijk der hemelen; zij zullen getroost worden; zij zullen het land bezitten; zij zullen verzadigd worden; zij zullen barmhartigheid ondervinden; zij zullen God zien; zij zullen kinderen van God genoemd worden; hun behoort het rijk der hemelen. Verheugt u en juicht want groot is uw loon in de hemel. Zij zullen, zullen…

We worden verwezen naar een toekomstperspectief. Dat is niet erg ‘in’. Alles moet hier-en-nu kunnen. Wat is de relevantie van de hemelgedachte voor hier-en-nu? Vergeef me de kinderlijke gedachte, maar ik moest denken aan dat meetkundig probleempje waarbij men vraagt negen bolletjes (drie op drie in een vierkant) te verbinden met vier rechte lijnen. Als je binnen het vierkant blijft, lukt het nooit. De truc bestaat erin de lijnen buiten het vierkant door te trekken zodat je inderdaad tot verbinding komt van alle bolletjes met slechts vier lijnen. Om de bolletjes van ons aardse leven te verbinden -- religie -- moeten we eraan denken de lijn soms door te trekken tot buiten het aardse vierkant. Verheft uw hart. Verruimt uw hart. Verruimt uw liefde.