Tussen 20 en 29 juli 2013 begeleidde ik Geestelijke Oefeningen in ons Bezinningscentrum van Drongen. Op het feest van de H. Maria Magdalena op 22 juli gaf ik volgend commentaar op de lezingen.
Lezing uit het Hooglied
3,1-4:
Zij
|
[1]
|
’s Nachts op mijn bed zoek ik mijn zielsbeminde,
maar hoe ik ook zoek, ik vind hem niet. |
|
[2]
|
Ik sta op, doorkruis de stad,
zoek op pleinen en in straten naar mijn zielsbeminde, maar hoe ik ook zoek, ik vind hem niet. |
|
[3]
|
Ik kom de wachters tegen die de stad doorkruisen:
‘Hebben jullie mijn zielsbeminde gezien?’ |
|
[4]
|
Nauwelijks ben ik ze voorbij, of ik vind mijn zielsbeminde!
Ik pak hem vast en laat hem niet meer los voor ik hem binnengeleid heb in het huis van mijn moeder, in de kamer van haar die mij het leven schonk! |
Achter elke sterke man
staat een sterke vrouw (en dat is dan niet hun moeder), zegt men wel eens.
Obama: MichèleKoning Filip: Mathilde
Koning Willem-Alexander: Maxima
Jezus: Maria-Magdalena
Het Hooglied werd in de traditie vooral spiritueel gezien, in de joodse traditie als beeld van de verhouding tussen God en Israël, in de christelijke traditie van Christus met de kerk. Pas sinds het einde van de 18° eeuw ging men het Hooglied lezen als wat ze overduidelijk is: pure liefdespoëzie. Gelukkig maar! Een puur spirituele lezing zou jammer zijn voor een godsdienst van de incarnatie, van het vlees, van de menswording – In het begin was het Woord…. En het Woord is vlees geworden. De band tussen spiritueel en lichamelijk/seksueel wel wat nauwer aangetrokken worden. En we staan nog steeds niet erg ver in de kerk op dat punt, vind ik.
Wat zijn we – de
mannen vooral dan ? – blij dat er ronduit erotische poëzie in de Bijbel staat.
Anderzijds: er bestaat geen concretere taal en referentie over de verhouding God-mens als die van de mensenliefde. In de menselijke liefde gebeurt God. We willen komen tot eenheid, tot ver-een-iging.
Misschien moeten we wel ontferming vragen omdat we daarin te weinig geloven.
Uit het evangelie volgens Johannes 20,11-18:
Maria stond buiten bij het graf te huilen. En terwijl ze zo huilde, wierp ze een blik in het graf [12] en zag daar twee in het wit geklede engelen zitten, de een aan het hoofdeinde, de ander aan het voeteneinde van de plaats waar Jezus had gelegen. [13] Ze spraken haar aan: ‘Waarom huilt u zo?’ Ze antwoordde: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze Hem hebben neergelegd!’ [14] Na deze klacht keerde ze zich om en zag Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. [15] Jezus vroeg: ‘Waarom huilt u zo? Zoekt u iemand?’ In de mening dat het de tuinman* was zei ze: ‘Heer, als u het bent die Hem hebt weggenomen, zeg me dan waar u Hem hebt neergelegd; dan kan ik Hem laten halen.’ [16] Jezus zei: ‘Maria!’ Ze keerde zich nu naar Hem toe en zei: ‘Rabboeni!’ (Dat is het Hebreeuws voor: meester.) [17] ‘Houd* Me niet vast’, zei Jezus. ‘Ik moet nog opstijgen naar de Vader. Ga liever naar mijn broeders en zeg hun: “Ik stijg op naar mijn Vader die ook jullie* Vader is, naar mijn God die ook jullie God is.” ’ [18] Daarop ging Maria van Magdala aan de leerlingen verkondigen: ‘Ik heb de Heer* gezien’, en ze vertelde hun wat Hij tegen haar gezegd had.
De Geestelijke
Oefeningen zijn een methode om iets meer kans te hebben om te ontdekken/proeven
wat je eigenlijk, maar toch niet echt weet : God is liefde. Vandaar dat de
laatste – maar dan ook pas de laatste - Geestelijke Oefening heet: beschouwing
om de liefde te verkrijgen. Daar zal ik bij uit komen langs een, vergeef mij,
een al te lange in- en omleiding.
De drie sterke liefdes
Als het waar is dat
God liefde is en dat het uiteindelijk om liefde, om iets moois gaat in ons
geloof, dan is de mooiste referentie/metafoor de liefde en vriendschap tussen een man en een vrouw, althans voor
een heterofiele persoon. Want is er wel iets mooiers in de ervaring dan liefde
en/of vriendschap tussen man en vrouw? Ik denk het niet. Maar misschien is er
ook niets fragielers dan dergelijke liefde/vriendschap (partnerliefde of in het
grieks ‘eros’)
Anders dan de liefde tussen moeder/vader en kind, die
ook prachtig is en zo diepgaand, maar zonder de gelijkwaardigheid van twee partners
en in zekere zin meer onvoorwaardelijk dan de liefde tussen twee partners; Zoals
de moeder van een pasgeboren kindje zei: ‘Je hebt dat kind onvoorwaardelijk
lief’. (ouderliefde of ‘storgè’/zorg) Maar ouders lijden ook erg doordat ze
kinderen liefhebben.
Er is nog een liefde:
de ‘filia’. Ik ken met de jaren de affectie, de diepe vriendschap met enkele vrienden-medejezuïeten, en vind ik dat
ook prachtig, enorm deugddoend, ik kom erin thuis, ja het kan mij ontroeren als
ik er alleen maar aan denk, en toch kan dat niet de liefde tussen man en vrouw
vervangen. Net zoals de affectie tussen Jezus en de geliefde leerling, de auteur
van deze pericope overigens, niet die tov Maria Magdalena vervangt.
De vierde liefde
We zijn naar hier
op retraite gekomen vanuit de begrensdheid van die op zich prachtige en soms sterk ervaren liefdes,
vanuit nood aan verbreding: ofwel
vanuit de positiviteit: diepe dankbaarheid en besef dat je goede dingen niet
zelf kunt creëren, dat ze ook moeten gegeven worden; misschien vanuit de
verwondering van ‘wat is de zin van al dat moois dat ik krijg’ of toch een
ervaring van tekort – van nood aan ‘meer’ ondanks al dat moois; ofwel – vaker -
vanuit de negativiteit en nood aan heling: het gekwetst worden in onze liefdes,
in ons engagement, ofwel vanuit de gewoonte om retraite te doen maar misschien
zonder liefde te ervaren. Wat is de ultieme zin van dit alles?
Wat leren ons de twee verhalen van vandaag,
verenigd in de figuur van Maria –Magdalena? Wat leren ze over de verhouding
tussen menselijke liefdes (partnerliefde, ouderliefde, vriendschapsliefde) en
de liefde van en tot ‘God’?
Jezus is naar
Jeruzalem gegaan. Waarom? Hij is daar gevangen
genomen, in een proces terecht gekomen en is gestorven op een vreselijke
manier. Waarom? Waarom heeft Hij dat ‘om de liefde Gods’ gedaan – zoals we in
Vlaanderen zeggen. Wel, om de liefde
Gods, is volgens mij het enige echte antwoord. Alleen: dat antwoord zegt niets.
God is werkelijk liefde, dat heeft Jezus op een manier aangevoeld die weinigen –
bijvoorbeeld Franciscus van Assisi - geschonken werd. Jezus merkte evenwel dat
dit beeld van God als liefde volkomen verdwenen was in een religie van wetten
en regels. Hij wou duidelijk maken dat God anders was, omdat Hij dit ervaren
had. Dat was zo belangrijk voor Hem dat Hij er een proces en een kruisiging
voor over had. Hij had immers ook NIET naar Jeruzalem kunnen gaan.
Die betekenis van
Jezus’ leven, en vooral lijden en dood is echter maar langzaam doorgedrongen tot degenen die het hadden meegemaakt –
zoals bij ons. Het duurde – het duurt nog steeds - tientallen jaren. Want was
het niet absurd wat Hij gedaan had? En dan is iets doorgebroken van een besef
en heeft dit – ook historisch – een enorme uitstraling gekend.
Het is niet van-zelf-sprekend,
het is van-God-sprekend dat je begint te beseffen dat het werkelijk gaat om
Liefde die ons draagt.
Maar hoe vertel je over zo’n omslag, over de
doorbraak van die betekenis? Met een verhaal van de vrouw die het dichtst bij Jezus stond.
(1)
Vanuit
haar verdriet: ze schreit bij het
graf. Hij is dood en bovendien is het lichaam onvindbaar. Een verhaal van
zoeken, niet vinden en toch vinden: zoals de vrouw in het Hooglied: Des
nachts op mijn bed zoek ik mijn zielsbeminde, maar hoe ik ook zoek, ik vind hem
niet.. (3 keer in het Hooglied!) Zoals in een retraite (en in het leven):
vaak een kwestie van zoeken en al dan niet vinden….
Is het niet prachtig
dat de eerste getuige van de verrijzenis, eensluidend in de vier evangelies,
een vrouw is die de Heer liefheeft als een lief. Neen, ze herkende Hem niet
dadelijk, maar ze ging wel naar Hem op zoek vanuit haar liefde en de heling die
Hij reeds had betekend, ook al was hij nu dood. ‘Waarom schreit ge?’ vragen
eerst de engelen en ook de onherkenbare Jezus – een schimmig verhaal! Het
klinkt als een stilaan groeiend besef: ‘Heb je eigenlijk wel redenen om te
schreien? Ja, maar…’ Er beweegt, keert al iets.
(2) Ze ziet Jezus
staan zonder te weten dat Hij het is. “Liefde
is – elementair -het uiterst moeilijk besef dat iets of iemand anders echt
bestaat, schrijft Iris Murdoch (hoewel die overduidelijk bestaat) –
liefdeloosheid is toch ‘iemand niet zien
staan’. Die kering naar de liefde wordt vertolkt in Jezus die haar
aanspreekt bij haar voornaam: Maria! Een persoonlijk aangesproken worden. En
haar spontane reactie: ‘Rabbouni’: niet alleen herkent ze daarmee Jezus, maar erkent ze hem ook als Meester, als Leraar
die met zijn onderricht en leven, met handen en voeten – zij het doorboord –
heeft proberen duidelijk te maken dat God liefde is en waarom Hij naar
Jeruzalem ging. Dat vat ze nu echt.
(3) Dan volgt de
bevestiging: ‘Houd mij niet vast want Ik ben nog niet opgestegen naar mijn Vader’. Het verhaal heeft het over
de verhouding tussen de Zoon en de
Vader, de Abba die liefde is. Maria – de in haar liefde gekwetste, zoekende
– beseft nu dat de Liefde waarover Jezus sprak, echt bestaat. Jezus’ intuïtie
klopt, zegt haar ervaring. ‘Houd Mij niet vast’: houd niet langer het beeld van mij vast als iemand die een absurde dood
stierf. Loslaten gaat eigenlijk zo in tegen de liefde, dus: Hou
mij anders vast.
(4) Het wonderlijk effect
van dat besef bij Maria Magdalena is dat ze zich inderdaad niet vastklampt aan
het verleden maar zich naar de leerlingen wendt: dit besef van God als liefde
wordt de motor van beweging om
anderen hierover te spreken (zending heet dat dan); niet de juistheid van
bepaalde religieuze of ethische principes.
Besluit:
Na (of onder) de partner-, de ouder-, de vriendschapsliefde is er de Christusliefde die
een verbreding van de menselijke liefde inhoudt. Ze heeft vandoen met leven naar anderen toe vanuit
het besef van een onderliggende liefde, van een liefde die het leven gunt aan
iedereen – een liefde die dat wat in de partner-, ouder- en vriendschapsliefde
aan verstikkends dreigt te zijn openbreekt, ruimte geeft en daardoor tot zijn
recht laat komen. Mocht het zo zijn.