woensdag 31 juli 2013

De vier liefdes


Tussen 20 en 29 juli 2013 begeleidde ik Geestelijke Oefeningen in ons Bezinningscentrum van Drongen. Op het feest van de H. Maria Magdalena op 22 juli gaf ik volgend commentaar op de lezingen.
 
 
Lezing uit het Hooglied 3,1-4:

Zij
[1]
’s Nachts op mijn bed zoek ik mijn zielsbeminde,
maar hoe ik ook zoek, ik vind hem niet.
 
[2]
Ik sta op, doorkruis de stad,
zoek op pleinen en in straten naar mijn zielsbeminde,
maar hoe ik ook zoek, ik vind hem niet.
 
[3]
Ik kom de wachters tegen die de stad doorkruisen:
‘Hebben jullie mijn zielsbeminde gezien?’
 
[4]
Nauwelijks ben ik ze voorbij, of ik vind mijn zielsbeminde!
Ik pak hem vast en laat hem niet meer los
voor ik hem binnengeleid heb in het huis van mijn moeder,
in de kamer van haar die mij het leven schonk!

Achter elke sterke man staat een sterke vrouw (en dat is dan niet hun moeder), zegt men wel eens.
Obama: Michèle
Koning Filip: Mathilde
Koning Willem-Alexander: Maxima
Jezus: Maria-Magdalena

Het Hooglied werd in de traditie vooral spiritueel gezien, in de joodse traditie als beeld van de verhouding tussen God en Israël, in de christelijke traditie van Christus met de kerk. Pas sinds het einde van de 18° eeuw ging men het Hooglied lezen als wat ze overduidelijk is: pure liefdespoëzie. Gelukkig maar! Een puur spirituele lezing zou jammer zijn voor een godsdienst van de incarnatie, van het vlees, van de menswording – In het begin was het Woord…. En het Woord is vlees geworden. De band tussen spiritueel en lichamelijk/seksueel wel wat nauwer aangetrokken worden. En we staan nog steeds niet erg ver in de kerk op dat punt, vind ik.

Wat zijn we – de mannen vooral dan ? – blij dat er ronduit erotische poëzie in de Bijbel staat.

Anderzijds: er bestaat geen concretere taal en referentie over de verhouding God-mens als die van de mensenliefde. In de menselijke liefde gebeurt God. We willen komen tot eenheid, tot ver-een-iging.

Misschien moeten we wel ontferming vragen omdat we daarin te weinig geloven.


Uit het evangelie  volgens Johannes 20,11-18:
 
Maria stond buiten bij het graf te huilen. En terwijl ze zo huilde, wierp ze een blik in het graf [12] en zag daar twee in het wit geklede engelen zitten, de een aan het hoofdeinde, de ander aan het voeteneinde van de plaats waar Jezus had gelegen. [13] Ze spraken haar aan: ‘Waarom huilt u zo?’ Ze antwoordde: ‘Ze hebben mijn Heer weggehaald en ik weet niet waar ze Hem hebben neergelegd!’ [14] Na deze klacht keerde ze zich om en zag Jezus staan, maar ze wist niet dat het Jezus was. [15] Jezus vroeg: ‘Waarom huilt u zo? Zoekt u iemand?’ In de mening dat het de tuinman* was zei ze: ‘Heer, als u het bent die Hem hebt weggenomen, zeg me dan waar u Hem hebt neergelegd; dan kan ik Hem laten halen.’ [16] Jezus zei: ‘Maria!’ Ze keerde zich nu naar Hem toe en zei: ‘Rabboeni!’ (Dat is het Hebreeuws voor: meester.) [17] ‘Houd* Me niet vast’, zei Jezus. ‘Ik moet nog opstijgen naar de Vader. Ga liever naar mijn broeders en zeg hun: “Ik stijg op naar mijn Vader die ook jullie* Vader is, naar mijn God die ook jullie God is.” ’ [18] Daarop ging Maria van Magdala aan de leerlingen verkondigen: ‘Ik heb de Heer* gezien’, en ze vertelde hun wat Hij tegen haar gezegd had.

 

Homilie:

De Geestelijke Oefeningen zijn een methode om iets meer kans te hebben om te ontdekken/proeven wat je eigenlijk, maar toch niet echt weet : God is liefde. Vandaar dat de laatste – maar dan ook pas de laatste - Geestelijke Oefening heet: beschouwing om de liefde te verkrijgen. Daar zal ik bij uit komen langs een, vergeef mij, een al te lange in- en omleiding.

 De liturgie van het feest van Maria Magdalena plaatst de bekende ontmoeting van de verrezen Jezus met Maria Magdalena in verbinding met de vrouw die in het Hooglied haar lief zoekt en maar niet vindt, en dan toch vindt. Velen aanzien Maria Magdalena als het ‘lief’ van Jezus en hier en daar wordt zelfs gewaagd van kinderen en een afstamming van dit ‘koppel’. Of dat de code is die we moeten lezen in dit verhaal laat ik terzijde. Maar laat mij proberen te zien hoe deze tekst in de context van Geestelijke Oefeningen ons kan inspireren.

De drie sterke liefdes

Als het waar is dat God liefde is en dat het uiteindelijk om liefde, om iets moois gaat in ons geloof, dan is de mooiste referentie/metafoor de liefde en vriendschap tussen een man en een vrouw, althans voor een heterofiele persoon. Want is er wel iets mooiers in de ervaring dan liefde en/of vriendschap tussen man en vrouw? Ik denk het niet. Maar misschien is er ook niets fragielers dan dergelijke liefde/vriendschap (partnerliefde of in het grieks ‘eros’)

Anders dan de liefde tussen moeder/vader en kind, die ook prachtig is en zo diepgaand, maar zonder de gelijkwaardigheid van twee partners en in zekere zin meer onvoorwaardelijk dan de liefde tussen twee partners; Zoals de moeder van een pasgeboren kindje zei: ‘Je hebt dat kind onvoorwaardelijk lief’. (ouderliefde of ‘storgè’/zorg) Maar ouders lijden ook erg doordat ze kinderen liefhebben.

Er is nog een liefde: de ‘filia’. Ik ken met de jaren de affectie, de diepe vriendschap met enkele vrienden-medejezuïeten, en vind ik dat ook prachtig, enorm deugddoend, ik kom erin thuis, ja het kan mij ontroeren als ik er alleen maar aan denk, en toch kan dat niet de liefde tussen man en vrouw vervangen. Net zoals de affectie tussen Jezus en de geliefde leerling, de auteur van deze pericope overigens, niet die tov Maria Magdalena vervangt.

 De partnerliefde, de ouderliefde, de vriendschapsliefde: ze spreken ons sterker aan dan Gods liefde. Zo, wat zitten we hier dan te doen in deze retraite? Indien Gods liefde niet de menselijke liefde overtreft, althans ons niet op dezelfde sterke manier aanspreekt, wat zitten wij hier dan te oefenen? Waarom zitten we hier te kijken naar Jezus?


De vierde liefde

We zijn naar hier op retraite gekomen vanuit de begrensdheid van die op zich prachtige en soms sterk ervaren liefdes, vanuit nood aan verbreding: ofwel vanuit de positiviteit: diepe dankbaarheid en besef dat je goede dingen niet zelf kunt creëren, dat ze ook moeten gegeven worden; misschien vanuit de verwondering van ‘wat is de zin van al dat moois dat ik krijg’ of toch een ervaring van tekort – van nood aan ‘meer’ ondanks al dat moois; ofwel – vaker - vanuit de negativiteit en nood aan heling: het gekwetst worden in onze liefdes, in ons engagement, ofwel vanuit de gewoonte om retraite te doen maar misschien zonder liefde te ervaren. Wat is de ultieme zin van dit alles?

Wat leren ons de twee verhalen van vandaag, verenigd in de figuur van Maria –Magdalena? Wat leren ze over de verhouding tussen menselijke liefdes (partnerliefde, ouderliefde, vriendschapsliefde) en de liefde van en tot ‘God’?

Jezus is naar Jeruzalem gegaan. Waarom? Hij is daar gevangen  genomen, in een proces terecht gekomen en is gestorven op een vreselijke manier. Waarom? Waarom heeft Hij dat ‘om de liefde Gods’ gedaan – zoals we in Vlaanderen zeggen.  Wel, om de liefde Gods, is volgens mij het enige echte antwoord. Alleen: dat antwoord zegt niets. God is werkelijk liefde, dat heeft Jezus op een manier aangevoeld die weinigen – bijvoorbeeld Franciscus van Assisi - geschonken werd. Jezus merkte evenwel dat dit beeld van God als liefde volkomen verdwenen was in een religie van wetten en regels. Hij wou duidelijk maken dat God anders was, omdat Hij dit ervaren had. Dat was zo belangrijk voor Hem dat Hij er een proces en een kruisiging voor over had. Hij had immers ook NIET naar Jeruzalem kunnen gaan.

Die betekenis van Jezus’ leven, en vooral lijden en dood is echter maar langzaam doorgedrongen tot degenen die het hadden meegemaakt – zoals bij ons. Het duurde – het duurt nog steeds - tientallen jaren. Want was het niet absurd wat Hij gedaan had? En dan is iets doorgebroken van een besef en heeft dit – ook historisch – een enorme uitstraling gekend.

Het is niet van-zelf-sprekend, het is van-God-sprekend dat je begint te beseffen dat het werkelijk gaat om Liefde die ons draagt.

Maar hoe vertel je over zo’n omslag, over de doorbraak van die betekenis? Met een verhaal van de vrouw die het dichtst bij Jezus stond.

(1)   Vanuit haar verdriet: ze schreit bij het graf. Hij is dood en bovendien is het lichaam onvindbaar. Een verhaal van zoeken, niet vinden en toch vinden: zoals de vrouw in het Hooglied: Des nachts op mijn bed zoek ik mijn zielsbeminde, maar hoe ik ook zoek, ik vind hem niet.. (3 keer in het Hooglied!)  Zoals in een retraite (en in het leven): vaak een kwestie van zoeken en al dan niet vinden….

Is het niet prachtig dat de eerste getuige van de verrijzenis, eensluidend in de vier evangelies, een vrouw is die de Heer liefheeft als een lief. Neen, ze herkende Hem niet dadelijk, maar ze ging wel naar Hem op zoek vanuit haar liefde en de heling die Hij reeds had betekend, ook al was hij nu dood. ‘Waarom schreit ge?’ vragen eerst de engelen en ook de onherkenbare Jezus – een schimmig verhaal! Het klinkt als een stilaan groeiend besef: ‘Heb je eigenlijk wel redenen om te schreien? Ja, maar…’ Er beweegt, keert al iets.

(2) Ze ziet Jezus staan zonder te weten dat Hij het is. “Liefde is – elementair -het uiterst moeilijk besef dat iets of iemand anders echt bestaat, schrijft Iris Murdoch (hoewel die overduidelijk bestaat) – liefdeloosheid is toch ‘iemand niet zien staan’. Die kering naar de liefde wordt vertolkt in Jezus die haar aanspreekt bij haar voornaam: Maria! Een persoonlijk aangesproken worden. En haar spontane reactie: ‘Rabbouni’: niet alleen herkent ze daarmee Jezus, maar erkent ze hem ook als Meester, als Leraar die met zijn onderricht en leven, met handen en voeten – zij het doorboord – heeft proberen duidelijk te maken dat God liefde is en waarom Hij naar Jeruzalem ging. Dat vat ze nu echt.
(3) Dan volgt de bevestiging: ‘Houd mij niet vast want Ik ben nog niet opgestegen naar mijn Vader’. Het verhaal heeft het over de verhouding tussen de Zoon en de Vader, de Abba die liefde is. Maria – de in haar liefde gekwetste, zoekende – beseft nu dat de Liefde waarover Jezus sprak, echt bestaat. Jezus’ intuïtie klopt, zegt haar ervaring. ‘Houd Mij niet vast’: houd niet langer het beeld van mij vast als iemand die een absurde dood stierf. Loslaten gaat eigenlijk zo in tegen de liefde, dus: Hou mij anders vast.

(4) Het wonderlijk effect van dat besef bij Maria Magdalena is dat ze zich inderdaad niet vastklampt aan het verleden maar zich naar de leerlingen wendt: dit besef van God als liefde wordt de motor van beweging om anderen hierover te spreken (zending heet dat dan); niet de juistheid van bepaalde religieuze of ethische principes.

Besluit:
Na (of onder) de partner-, de ouder-, de vriendschapsliefde is er de Christusliefde die een verbreding van de menselijke liefde inhoudt. Ze heeft vandoen met leven naar anderen toe vanuit het besef van een onderliggende liefde, van een liefde die het leven gunt aan iedereen – een liefde die dat wat in de partner-, ouder- en vriendschapsliefde aan verstikkends dreigt te zijn openbreekt, ruimte geeft en daardoor tot zijn recht laat komen. Mocht het zo zijn.