zondag 12 oktober 2014

De verworpene als hoeksteen


Op zondag 5 oktober hield ik volgende homilie in de Universitaire Parochie van Leuven:

Matteüs 21,33-43

 

[33] Luister naar een andere gelijkenis. Er was eens een landeigenaar die een wijngaard aanlegde. Hij zette hem met een omheining af, groef er een perskuil* in en bouwde er een wachttoren. Hij verpachtte* hem aan wijnbouwers en vertrok naar het buitenland. [34] Maar toen de tijd van de vruchten gekomen was, stuurde hij zijn slaven naar de wijnbouwers om de vruchten in ontvangst te nemen. [35] De wijnbouwers grepen zijn slaven vast; de een gaven ze een pak slaag, een ander doodden ze, een derde stenigden ze. [36] Hij stuurde toen andere slaven, meer dan de eerste keer, en ze deden met hen hetzelfde. [37] Later stuurde hij zijn zoon naar hen toe, met de gedachte: mijn zoon zullen ze ontzien. [38] Maar toen de wijnbouwers de zoon zagen, zeiden ze tegen elkaar: “Dat is de erfgenaam. Kom, laten we hem doden en zijn erfdeel in bezit nemen.” [39] Ze grepen hem vast, gooiden hem de wijngaard uit en doodden hem. [40] Welnu, wanneer de eigenaar van de wijngaard komt, wat zal hij dan met die wijnbouwers doen?’ [41] Ze gaven Hem ten antwoord: ‘Hij zal die ellendelingen een ellendige dood bezorgen, en de wijngaard zal hij aan andere wijnbouwers geven, die vruchten aan hem afdragen wanneer het er de tijd voor is.’ [42] Jezus zei tegen hen: ‘Hebt u nooit in de Schriften gelezen: De steen die de bouwlieden afgekeurd hadden, die is de hoeksteen geworden. De Heer heeft dit gedaan; het is een wonder in onze ogen? [43] Daarom zeg Ik u: Het koninkrijk van God zal u ontnomen worden en gegeven worden aan een volk dat de vruchten van het koninkrijk voortbrengt.

 

Blijde Boodschap is voor een stuk ook Boze Boodschap. Dat merken we bij Jesaja en Matteüs. Zij ventileren niet alleen maar proberen ook de betekenis van de geschiedenis, van de gebeurtenissen proberen te herlezen. Zoals wij. Telkens in andere omstandigheden ; maar toch vanuit een gemeenschappelijk verhaal.

 

  1. Matteüs.

 

Matteüs blikt terug op de geschiedenis van Israël vanuit de activiteit van Jezus van Nazaret, en vanuit de manier waarop hij en zijn boodschap werden ontvangen, met name niet ontvangen door de geestelijke leiders van Israël (en uiteindelijk ook niet door het Joodse volk). Die Jezus was sterk geïnspireerd door Jesaja. En Matteüs blikt ook terug vanuit de verwoesting van Jeruzalem in 70 na Christus.

 

Matteüs ‘doet het’ op zijn geliefde manier: met een allegorie: al de figuren hebben een bepaalde betekenis – er wordt weinig aan de verbeelding overgelaten, toch in een eerste lezing. In een tweede lezing kunnen de verbeelding meer aan de macht laten.

 

De landeigenaar is God, de vader.

Die legt een wijngaard aan, met veel zorg : opnieuw is er sprake van een omheining, een wijnpers, een wachttoren – zoals bij Jesaja. Zorg voor zijn geliefde, Israël, het volk Gods.

De wijngaard wordt toevertrouwd aan wijnbouwers wanneer de landeigenaar vertrekt. Die wijnbouwers zijn de geestelijke leiders van Israël.

 

Als het tijd is voor de oogst, zendt de landeigenaar dienaars. Dat zijn de profeten.

Een eerste generatie wordt mishandeld, gestenigd, gedood. Allicht zijn het de profeten van voor de ballingschap. In het begin van zijn evangelie geeft Matteüs immers aan dat hij de geschiedenis denkt in 3 x 14 generaties : van Abraham tot David, van David tot Ballingschap, van Ballingschap tot de Messias.

Er komt een tweede, nog talrijker generatie dienaars, maar zij ondergaan hetzelfde lot. Allicht de profeten van na de ballingschap.

En dan komt de zoon van de landeigenaar, de Messias, de Christus ; voor Matteüs het hoogtepunt van de geschiedenis. Hij wordt ook vermoord, vanuit de vreemd klinkende redenering dat als de zoon dood is, zij de erfenis krijgen.

 

Zoals Jesaja tegenover Jeruzalem vraagt Matteüs nu aan de hogepriesters en de oudsten van het volk: wat denkt gij daar zelf van ? Beoordeel eens (u)zelf ! Matteüs laat ze hun eigen veroordeling uitspreken hun: ‘Als de eigenaar komt, zal hij die misdadigers een ellendige (recente vertaling: ‘mensonwaardige’) dood doen sterven en zijn wijngaard zal hij aan anderen verpachten die wel zullen de vruchten afdragen.’

 

Het beeld van God dus dat Matteüs in de geschiedenis leest is dat van de landeigenaar die zijn dienaars zendt om de vruchten van zijn eigendom in ontvangst te nemen. Maar deze profeten worden vermoord. Dan zendt hij zijn eigen zoon. Hoe zoudt ge zelf zijn? Wel…toch niet zo, want hij wordt vermoord. En wel buiten de omheining van de wijngaard, ‘buiten de muren’ – een allusie op Golgotha buiten de muren van Jeruzalem.

 

Matteüs legt in Jezus’ mond een verpletterende verantwoordelijkheid bij de leiders van het joodse volk, niet zodanig bij het volk zelf (Het vers dat onmiddellijk op onze lezing volgt, luidt: ‘Wie over deze steen valt, valt te pletter en als hij op je valt, word je vermorzeld.’ Mt 21,44).

 

Toch zult ge merken, zegt Matteüs tenslotte, dat die verworpen zoon de hoeksteen wordt van een nieuw volk en daarmee alludeert hij op de christenen. Het schijnt dat in het hebreeuws het woord ‘zoon’ en ‘steen’ dicht bijeen liggen : zoon = ‘ben’ ; steen ‘eben’.

 

  1.  Onze tijd: onze kerkleiders
     
    Wat zouden wij uit Matteüs’ allegorie kunnen leren?
     
    Uiteraard kan de kritiek van Jesaja op Jeruzalem, en van Matteüs op de joodse leiders gemakkelijk getransponeerd worden op de huidige ‘wijnbouwers’, kerkleiders. Nadat vele theologen ook in een recent verleden kritiek hebben uitgebracht op onrechtvaardige structuren en godsbeelden, en daarvoor niet zelden werden mond-dood gemaakt, niet in het minst door de vorige paus in zijn functie als prefect van de Congregatie voor de geloofsleer, merken we dat nu de paus zelf, deze toch wel een speciale zoon van de Kerk en van God die ons tot onze verbazing werd gezonden, de kerkleiding probeert te hervormen. Hij doet dat  resoluut maar zo kwetsbaar.  We mogen wel merken dat de bisschop van Antwerpen een toch wel ongewoon vrijmoedig woord heeft gesproken met het oog op de gezinssynode die vandaag start. Maar we merken dat dit op veel interne weerstand stuit en dat succes alles behalve verzekerd is, en dat verwerping buiten de Romeinse muren niet onwaarschijnlijk is.
     
    Het is maar een associatie, maar misschien toch een ‘sprekende, namelijk dat Johannes Paulus XXXIII, toch wet de soul mate van Franciscus, het zo hoopgevende tweede Vaticaans Concilie aankondigde in de kerk van Sint Paulus buiten de (Romeinse) muren. De hoeksteen van de Kerk is te vinden buiten de Romeinse muren. Heel zeker. Het is overigens ook daar dat Franciscus ons roept, vooral bij hen die buiten de muren worden geworpen.
     
  2. Onze tijd: wij
     
    Maar misschien is die transpositie naar kerkleiders te gemakkelijk en moeten we dit evangelie nog meer naar onszelf en onze lokale cultuur toehalen want er zit nog meer in dan een kritiek op leiders. Zoals Matteüs aan de joodse leiders: wat denkt gij daar zelf van ? Beoordeel eens (u)zelf !
     
    Je zou bijvoorbeeld kunnen zeggen dat in onze Europese realiteit van elke dag de landeigenaar weg is. God de Vader is verdwenen (ver weg of gewoon onbestaand), uit een maatschappij die heel rijk is. Een maatschappij die voordien erg ‘omheind’ was met veel religieuze wetten, met een bepaalde zorg en solidariteit, met een bepaald Godsbeeld (de Vader). De secularisering. De wijngaard, de mensen, Gods volk, is/lijkt volledig in mensenhanden. Zelfbeschikking. Het beheer van het goed is volledig in mensenhanden. Om het met het beeld van het evangelie te zeggen: wij beschouwen ons in onze cultuur eerder als eigenaars dan als pachters: van ons lichaam, van ons werk, van ons huis, van de vruchten van ons werk, ook van onze kerk, kortom van ons leven. ‘Het is toch mijn leven’.
     
    Misschien zeggen we dit ook, zonder het te zeggen, als Europese gemeenschap: ‘Het is toch ons leven.’ Europa tracht zich af te schermen, te omheinen. Fort Europa. Munt-unie. Hoe delen we onze vruchten met de verworpenen die ons eraan herinneren dat we slechts pachters zijn van dit, ja op vele terreinen zo rijke en verdienstelijke continent, maar geen eigenaars: de Afrikanen zonder toekomst die proberen aan te spoelen of aan te vliegen, de ‘verworpenen der aarde’ – hoe lezen we de aanwezigheid van vele niet-christelijke gelovigen: zoveel niet fundamentalistische moslims, zonen en dochters van God; Sikhs..?
     
    Of wat leren we van de vele, verschillende verhalen en types van psychisch ondraaglijk lijden die we ‘ontdekken’ in ons Europees landje – die verworpenen der aarde, gevangen in mentale dwangbuizen en soms in stenen gevangenissen? Welke (bittere) vruchten van onze levenswijze plukken we daar? Makkelijke oplossingen bestaan hier niet maar het is toch een bittere vrucht dat we soms geen betere oplossing kunnen bieden dan sommigen ‘buiten de gevangenismuren’ te brengen en hen een weliswaar milde dood te bezorgen, in plaats van aangepaste om-kadering en zorg. De geïnterneerden vormen hierbij enkel een spectaculair topje van een grote ijsberg van geestelijk lijden. Enige spirituele klimaatopwarming zou daar welkom zijn.
     
    En wat leren we tenslotte van de ecologische onheilsprofeten die duidelijk maken dat we geen eigenaar maar pachter zijn van onze schepping die verantwoording af te leggen hebben, is het niet aan een God dan toch aan de Toekomstige generaties?
     
    Besluit
     
    Je kan in onze geseculariseerde cultuur lang erover nadenken of er nu ‘iets’ is of ‘iemand’ of ‘niets’ of ‘niemand’ buiten ons. En dat mag. Maar wat belangrijker is, zo lees ik Jesaja’s en Matteüs’ verhaal: wat zijn de vruchten wanneer ik leef alsof ik de eigenaar ben van mijn leven zonder iemand boven/in mij? En wat zijn de vruchten wanneer ik leef alsof ik de pachter ben?
     
    Ik denk dat wij in het christendom zeggen: kijk naar Christus. Hij was geen doetje, maar leefde toch niet als iemand die eigenaar was van zijn leven. En ja, hij werd verworpen. En ja, hij bracht veel goede vruchten voort.
     
    Marc Desmet sj