HOMILIE GEGEVEN VOOR DE UNIVERSITAIRE PAROCHIE LEUVEN
5° zondag van de veertigdagentijd C-jaar 2016, 12 en
13 maart
Johannes 8,1-11
Spirituele pijn als spanningen die leiden tot een verenging
van onze innerlijke ruimte
Ik moest
onmiddellijk denken aan mijn team van de palliatieve eenheid en de wijze waarop
we met geestelijke pijn proberen om te gaan. Waarover heb ik het? Eigenlijk
gaat het dan over onze omgang met storende woorden en gedrag. Leren om minder
moraliserend en veroordelend ernaar te kijken en die woorden en dat gedrag te
begrijpen als een uitdrukking van geestelijke pijn. We zien terminale mensen
die zich vastklampen aan de rol – bijvoorbeeld cafébaas – die ze hadden in hun
leven tot dan toe en doen alsof ze nog
jaren gaan leven. Er is de zieke die exact om acht uur en exact op deze manier
verzorgd wil worden. Een ander heeft verwijten naar de kerk, het ziekenhuis, de
industrie die pollueert en ziekten veroorzaakt. In plaats van ze te zien als
ontkennende of ambetante zieken proberen we ze te zien als mensen die lijden.
Aan wat? Je zou kunnen zeggen aan een verenging van hun innerlijke ruimte.
Spirituele pijn
heeft te maken met spanningen in de mens, ontstaan door bijvoorbeeld ziekte of
vervolging allerhande, die leiden tot een soort verenging van onze innerlijke
ruimte. De angst om te sterven verengt onze innerlijke wereld, brengt in een
tunnel. En wat doe je dan? Als je de controle over je leven helemaal gaat
verliezen door de dodo, probeer je nog te controleren wat je kan controleren:
bijvoorbeeld het uur van verzorging. Vervelend maar begrijpelijk. Die
spanningsvelden kennen en erkennen brengt weer relaxatie in de innerlijke
verenging. Maar dat is niet gemakkelijk. Vanuit spanningen en niet willen veroordelen
wil ik kijken naar dit evangelie.
Angst en spanning bij Jezus, de vrouw, de Farizeeën en
Schriftgeleerden
‘Ook ik veroordeel u
niet’ (‘oude egoo se katakrinoo’), zo eindigt deze evangeliepassage. U
weet misschien dat deze passage uit het evangelie niet van de hand van Johannes
zou zijn en dat ze op verschillende plaatsen voorkomt in manuscripten van de
evangelies. De plaats waar ze nu staat, is nochtans betekenisvol omdat ze staat
in een context van toenemende spanning ten aanzien van Jezus. Kort ervoor lezen
we: 'Er waren er die Hem wilden grijpen,
maar niemand sloeg werkelijk toe.' We staan al voor de Goede Week, en
daarom is deze lezing vandaag zeker gepast. Jezus is in Jeruzalem. Althans,
overdag gaat hij naar de tempel. 's Nachts trekt hij buiten de stad, o.a. naar
de Olijfberg. Uit veiligheidsoverwegingen. Johannes spreekt niet over angst ,
maar onuitgesproken angst kan des te sterker zijn. Een beetje na deze passage
lezen we tot twee maal toe: 'Het scheelde niet veel of ze hadden Hem gestenigd…'
Er is spanning,
misschien angst bij Jezus. Maar zeker bij deze jonge, blijkbaar verloofde
overspelige vrouw. Gehuwde overspelige vrouwen werden immers gewurgd. Verloofde
overspelige vrouwen werden gestenigd. Ze is zo angstig dat ze bijna niets zegt.
Haar enige woorden zullen zijn: 'Neen, niemand…' op de vraag ‘Heeft niemand u
veroordeeld?'
Zijn de Schriftgeleerden
en Farizeeën ook niet angstig? Lijden zij ook niet geestelijk? Angst voor
Jezus' succes: 'Heel het volk
stroomde naar Jezus toe', hoorden we. Angst en onzekerheid misschien omdat ze
hun oordeel over hem zouden moeten veranderen. Is hun innerlijke ruimte niet
verengd door hun zielloze opvatting van de Wet? Als Hij het toch eens bij het
rechte eind had? Onzekerheid, innerlijke spanning die weggeduwd wordt in een
poging om hem in een bepaalde hoek te kunnen duwen en hun eigen ideeën
bevestigd te zien, om duidelijkheid en houvast te krijgen. Of was de
overspelige partner misschien een van hen, van die Schriftgeleerden en/of
farizeeën? Hoe hadden ze het overspel ontdekt?
Maar er is dus ook
angst bij Jezus die hier geconfronteerd wordt met zijn eigen toekomstig lijden:
ook hij zal ‘s morgens voor religieuze instanties gesleept worden, hij zal er
ook zoals de vrouw alleen voor staan, hij zal ook zwijgen zoals de vrouw. Hij
dreigt ook gestenigd te worden. Jezus wordt op de proef gesteld; zoals Hij in
andere evangelies door de duivel op de proef wordt gesteld. Hij wordt bekoord
om in de tegenaanval te gaan, om zich te verdedigen. Zoals wij in ons hoofd een
razend discours houden tegen iemand: 'En als ik hem zie, dan zal het eens goed
zeggen; en ik zal dit en dat zeggen…' Misschien wordt hij verleid om in de
context van zijn succes bij het volk een 'definitief' oordeel te vellen. Jezus
beleeft hier misschien wel zelf een 'crisis': het Griekse woord voor oordelen
('krinein') verwijst immers naar een crisis - welke weg gaat hij op als men Hem
vraagt te (ver)oordelen? 'Mozes heeft ons
in de wet voorgeschreven zulke vrouwen te stenigen. Hoe staat U daartegenover?'
Zal Hij zich 'groot maken'?
Jezus’ reactie: zijn innerlijke ruimte opzoeken
Jezus bukt Zch. Hij
gaat naar omlaag en naar binnen. Hij zoekt als het ware zijn ‘innerlijke
ruimte’ op). Hij wacht op een oordeel dat niet 'van Hem alleen komt, maar van de
Vader die Hem gezonden heeft.' Zoals enkele verzen na deze passage staat. Hij
wacht op een in-geving, een innerlijke relaxatie, een echt woord. In ons team
willen we bij heftige reacties proberen 30 seconden stil te vallen, de eerste
reacties te laten wegvloeien en dan pas te spreken. Een bevrijdend woord in een
moeilijk gesprek voelt vaak aan als een woord dat – na een stilte - uit het
hart, uit de diepte komt – met oogcontact. Jezus ontvang zo’n woord. 'Wie van u zonder zonde is, moet dan maar
als eerste een steen op haar werpen.' Merkwaardige zin.
Het is in zekere zin
het enige woord dat Jezus geschreven heeft. Er zijn geen geschriften van hem,
behalve dit in het zand. Weggevaagd, weggewaaid. The answer is blowing in the wind.
Dit gegeven woord is een oordeel dat geen antwoord is op de vraag naar haar schuld of naar het al dan niet terecht stenigen. Het is een woord dat de zaak verplaatst, die iedereen in beweging zet. Want het effect is dat uiteindelijk iedereen weg gaat, dat er letterlijk ruimte ontstaat waarin ieder naar de eigen innerlijke ruimte verwezen wordt. Het is een woord dat een volledig geblokkeerde situatie openbreekt. Het is een woord dat de anderen niet wil veranderen - 'Gij zoudt moeten, ge zoudt beter…' - en dat hen toch veranderen kan. Geen pretentieus woord. Voor en na dit woord bukt Jezus zich, kijkt naar de grond waarin hij schrijft. Als Jezus nadien opkijkt en vraagt aan de vrouw: 'Waar zijn ze?' is Hij misschien wel zelf verwonderd over het effect van dit woord dat hem gegeven is.
Een woord dat diepe ont-spanning, leven, betekent voor
elkeen.
Leven voor degenen
die de vraag stelden. Ze beschuldigden een overspelige vrouw, feitelijk om
Jezus van iets te kunnen beschuldigen. ('Om te zien of ze een aanklacht tegen
Hem konden indienen.') Maar nu worden ze naar zichzelf verwezen, en naar hun
verantwoordelijkheid voor het leven van de gemeenschap want Jezus zegt ‘Wie van u zonder zonde is, moet dan maar als
eerste een steen op haar werpen…’. ‘Als eerste’: de steen is het begin van
een collectieve daad: zo gaat dat met roddeldynamieken, met publieke
terechtstellingen. De farizeeën en Schriftgeleerden worden uitgenodigd om een
ander houvast te zoeken dan alleen een zich vastklampen aan de Wet; of te zien
dat de Wet een weg ten leven wil zijn, niet ten dode.
Leven voor de vrouw.
Fysisch leven: zij wordt niet gestenigd, wat normaal ging gebeuren. Maar er is
meer. 'Ga nu maar, en zondig voortaan
niet meer.' Jezus zegt niet wat ze moet doen. Zegt Hij niet eerder: Je mag
leven. Je zit niet meer in de dodengang. Wijk nu niet meer af van je diepere
verlangen.
Het is een woord van
leven voor Jezus. Hij komt misschien wel zelf meer tot klaarheid over wat en
wie in Hem leeft. De eerste woorden na deze passage zijn: 'Ik ben het licht van
de wereld. Wie Mij volgt, gaat zijn weg niet in de duisternis, maar zal het
ware levenslicht bezitten.'
Wij worden in deze veertigdagentijd speciaal uitgenodigd om staande in onze unieke spanningsvelden deze weg naar binnen te gaan, om te luisteren naar het woord in ons dat klaarheid, diepe relaxatie en leven brengt.
Marc Desmet sj, 13 maart 2016