Zaterdag laatsleden zocht ik in onze kelder naar wijn voor ons kerstmaal die avond. Ik stootte op een krat van drie flessen Bordeaux die ik blijkbaar vijf jaar geleden had gekregen van Trees, een van mijn zussen, en dat naar aanleiding van mijn verhuis van Hasselt naar Leuven. Was ik al helemaal vergeten. Er bleek ook een kaartje bij te zitten - misschien had ik het destijds niet eens ontdekt en gelezen.
'Dag Marc, Dit ben jij: infanterist voor God', las ik verbaasd en enigszins geïntrigeerd. En verder volgde een citaat: 'Stel je voor wat er zou gebeuren als er iemand naar je toe kwam die zei: "Hier heb je mijn vaardigheden. Gebruik ze alsjeblieft naar eigen goeddunken, voor ons wederzijds welbevinden. Ik vertrouw er volkomen op dat je mij eerlijk en met respect compensatie biedt." Zo iemand zou je onmiddellijk aannnemen, nietwaar? Wanneer je bereid bent jouw steentje bij te dragen zonder aan het resultaat te hechten, sta je onmiddellijk op de loonlijst voor het werk van de Geest. Je wordt infanterist voor God. Je stelt je niet meer alleen in dienst van je eigen beperkte visie op wat goed voor jou is, maar dient het welzijn van iedereen.' (uit Wijsheid voor iedere dag van Paul Ferrini).
Zullen we eens drinken op zo'n vrijgevige en gratuite houding?
donderdag 29 december 2011
zondag 18 december 2011
Kersttijd: kinderlijk, niet kinderachtig
Sinds een tiental jaren ben ik lid van een dialooggroep van Marriage Encounter ('M.E.'), een ignatiaans geïnspireerde beweging voor huwelijksspiritualiteit. Hoewel het vooral om koppels gaat, nemen er soms ook religieuzen, zoals ik, aan deel. Niet als begeleider, maar gewoon als deelnemer. Onlangs vroeg men me iets te schrijven over gevoelens, iets waar men in M.E. veel aandacht voor heeft, maar dan vanuit een christelijke spiritueel perspectief, en graag ook het thema 'kind' erin. Misschien is deze kersttijd wel een geschikte tijd om deze tekst aan een breder publiek bloot te stellen.
Gevoelens,
kinderen, ignatiaanse spiritualiteit, ze voerden mij spontaan naar de kindsheidsevangelies:
pittoreske, onmogelijke verhalen over de wonder-baarlijke zwangerschap van
Maria, Jezus’ geboorte en de vlucht naar Egypte om ‘t kind te beschermen.
Historisch en gynaecologisch gezien prietpraat. Geloof jij nog in sprookjes? Ik
wel. Een goede roman is ook niet echt gebeurd, maar vertelt ons toch van het
leven. Zo ook met dat miniatuurevangelie.
Ignatius nodigt uit jouw leven kinderlijk-naïef op die verhalen te leggen. Concentreer
je in goede encounter-stijl op gevoelens en dromen die bij Maria en Jozef naar
boven komen door een wonderlijke zwangerschap. En is niet elke zwangerschap
wonderlijk?
De boodschap aan Maria (Lucas 1,26-2,7)
Ik kijk eerst naar
Maria. Haar eerste gevoel in het Lucasverhaal is verwarring. Niet in eerste
instantie omdat ze zwanger is, maar omdat ze een boodschap van de engel krijgt,
zeg maar een ingeving: ‘De Heer is met u.’ Ze ervaart dat ze niet alleen is in het
bestaan maar gedragen wordt door iets dieps. Vreemd, maar je kan door een
positieve verandering uit je evenwicht geraken, zoals bij een verliefdheid, een
verlangen dat je ontdekt, en natuurlijk bij een zwangerschap. Je voelt zelfs
schrik, maar toch is er ook de beweging: ‘Schrik niet, Maria, u hebt genade bij
God. U zult zwanger worden en een zoon baren…’ En dan slaat de fantasie op hol:
‘Hij zal een groot man zijn…’ Er wordt al gedacht aan een naam: Jezus, zeg! ‘De
Heer zal hem de troon van zijn vader David geven’: Hij zal op zijn vader
gelijken… Herkenbaar, toch?
Wacht even. Natuurlijk
flitsen er vragen door Maria’s hoofd: ‘Maar hoe moet dat dan?’ Je kan op veel manieren
kinderen krijgen: geslachtsgemeenschap, medisch geassisteerd (dan vaak twee
ineens), adoptie, een nieuw samengesteld gezin, zelfs als grootouder kan je een
kind ‘krijgen’ omdat je dochter of zoon plots alleen valt. Opvallend hoe
gehecht kleinkinderen zich tegenwoordig voelen aan grootouders. Vaker dan
vroeger worden zij soms ervaren als moeder of vader. Zo wordt ook nicht Elisabet
‘op haar oude dag zwanger van een zoon’. Ik ben niet de enige met een wondere
zwangerschap, bedenkt Maria. En van schrik evolueert ze naar openheid,
vertrouwen, ‘verwachting’: ‘Laat met mij gebeuren wat u gezegd heb…’
Diepe emotie
leidt altijd tot lichamelijke beweging, let er maar eens op: Maria reist ‘met
spoed’ naar Elisabet. De verwachting
wordt ronduit vreugde in de ontmoeting met de toekomstige moeder van Jezus’
neefje Johannes. Maria’s lichaam komt nu helemaal in beweging: ze brengt een
kind ter wereld. Dat kind lost je problemen niet op, integendeel, en toch verlost
het je doordat het die problemen in een heel ander perspectief plaatst.
Vreugde, droom.
Maar het kind
loopt met je droom wandelen. Niet anders bij de puber Jezus: als twaalfjarige
verdwijnt hij in de grootstad. ‘Kind, hoe kon je ons dit aandoen? Wat waren je
vader en ik ongerust toen we je kwijt waren.’ Zijn antwoord klinkt nog
onrustwekkender: ‘Waarom hebben jullie mij gezocht? Wisten jullie niet dat ik
bij mijn Vader moest zijn?’ Ja, vader!? Begrijpelijkerwijze begrepen ze er
niets van. Wel ‘bewaarde Maria alles - al die gevoelens - in haar hart’. Doen
wij ook in Encounter: de gevoelens niet weggooien, er niet zomaar op leven,
maar ze bewaren. En Jozef?
De boodschap aan Jozef (Matteüs 1,18-24)
Zoals elke man
zit Jozef er qua zwangerschap maar voor weinig of niets tussen. Psycho-analytici
beweren: elke vader is eigenlijk adoptievader. Meer dan voor de vrouw is zijn
kind een vreemde die hij niet in zijn buik voldraagt maar die hij in zijn hart moet
adopteren.
Bij Jozef, gedoodverfde
stiefvader, proef ik in het Matteüsevangelie angst, maar ook verontwaardiging:
Maria is immers zwanger voordat ze echt ‘kennis’ hebben met elkaar. Wanneer ken
je iemand voldoende zodat je ‘met vrucht’ kunt slagen in een relatie? Schrik om
een definitieve stap te zetten. Hoe actueel. Jozef wil Maria ‘niet in opspraak
brengen’, hij zit dus in het gevoelsregister
van schandaal, verontwaardiging, kwaadheid. Hij wil er zich stilletjes aan
onttrekken. Terwijl hij dit bedenkt, verschijnt een andere boodschap in een droom: ‘Wees niet bang uw vrouw Maria bij u te nemen,
want wat bij haar tot leven is gewekt, is van de heilige Geest.’ In
encounter-taal: Jozef herinnert zich letterlijk en figuurlijk zijn droom. Dat
geeft een gevoel van diepe geruststelling en maakt hem besluit-vaardig: hij
volgt zijn droom en neemt zijn vrouw bij zich.
Hoe voel ik mij
bij dit alles? Ik, religieus, heb geen kinderen. Of toch? ‘Uw palliatieve
dienst, dat is uw kind’, zeggen mijn verpleegkundigen-moeders. En als aan dat
kind geraakt wordt, rijzen veel feelings. In mijn wagen voer ik mijn
geestelijke kinderen mee: vijf boeken, pennenvruchten van veel voelen, denken
en doen. In mijn hart bewaar ik zoveel volwassenen en kinderen die ik door mijn
wonderlijke en onmogelijke leven ontmoet. Dat ‘baart’ mij zorgen… en vreugde.
Marc Desmet
zondag 4 december 2011
Bekering uit de onomkeerbaarheid
Op 4 december gaf ik in de Universitaire Parochie van Leuven de volgende homilie:
Wat treft me in dit adventsevangelie?
Marc Desmet sj
Marcus 1, 1-8
[1] Begin van de goede boodschap
van Jezus Christus, Zoon van God.
[2] Zoals geschreven staat bij de
profeet Jesaja: Zie, Ik zend mijn bode voor U uit,
om uw weg te banen;
[3] een stem roept in de woestijn:
Bereid de weg van de Heer,
maak zijn paden recht,
[4] zo trad Johannes op. Hij doopte in de woestijn en verkondigde een doop van bekering tot vergeving van zonden. [5] Heel Judea en alle inwoners van Jeruzalem liepen naar hem uit. Ze lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, en beleden hun zonden. [6] Johannes ging gekleed in kameelhaar en had een leren gordel om zijn middel, en hij leefde van sprinkhanen en wilde honing. [7] Hij kondigde aan: ‘Na mij komt iemand die krachtiger is dan ik; ik ben te min om mij te bukken en de riem van zijn sandalen los te maken. [8] Ik heb u gedoopt met water, maar Hij zal u dopen in heilige Geest.’
om uw weg te banen;
[3] een stem roept in de woestijn:
Bereid de weg van de Heer,
maak zijn paden recht,
[4] zo trad Johannes op. Hij doopte in de woestijn en verkondigde een doop van bekering tot vergeving van zonden. [5] Heel Judea en alle inwoners van Jeruzalem liepen naar hem uit. Ze lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, en beleden hun zonden. [6] Johannes ging gekleed in kameelhaar en had een leren gordel om zijn middel, en hij leefde van sprinkhanen en wilde honing. [7] Hij kondigde aan: ‘Na mij komt iemand die krachtiger is dan ik; ik ben te min om mij te bukken en de riem van zijn sandalen los te maken. [8] Ik heb u gedoopt met water, maar Hij zal u dopen in heilige Geest.’
Die
Johannes de Doper lijkt niet erg aantrekkelijk. Hij
wordt geschetst als een figuur van soberheid: kameelharen kleed – ruw denk ik
dan, ik krijg al jeuk en rillingen als ik het me voorstel - leren gordel, sprinkhanen en wilde honing als
voedsel. Hij zondert zich ook af: in de woestijn, toch bij water, de Jordaan.
En hij preekt bovendien een doopsel van
bekering tot vergiffenis van de zonden.
Nog opvallend bij deze ascetische figuur is dat hij
zichzelf niet predikt – dat is misschien de grootste ascese in onze cultuur van
voor jezelf opkomen en narcisme. Hij verwijst naar een komende “die sterker is
dan ik… Ik heb u gedoopt met water, maar Hij zal u dopen met de heilige Geest.”
De ascese van de prof die een student heeft waarvan je voelt dat hij of zij
meer getalenteerd is en hem of haar werkelijk die ruimte geeft.
Maar
het meest opvallende in dit stukje evangelie voor mij is het succes van deze onaantrekkelijke,
zonderlinge figuur: ’Heel
de landstreek Judea en alle inwoners van Jeruzalem trokken naar hem uit, en
lieten zich door hem dopen in de rivier de Jordaan, terwijl zij hun zonden
beleden…’ Wat is er in godsnaam aantrekkelijk aan ‘een doopsel van bekering tot vergiffenis van de zonden’? Je ziet
de mensen in het Marcusverhaal als het ware met enig enthousiasme ‘hun zonden
belijden’. Wat kan mensen daarin in beweging brengen? Welk soort zondebesef zou mij stappen doen zetten, mij doen keren,
be-keren? Toch niet het blijvend feit dat ik misschien al heel mijn leven tegen
een aantal persoonlijke obstakels aanloop, tegen mijn libido, mijn karakter? Ik
wil me misschien wel bekeren maar waartoe… wat keert mij tot leven en maakt mij
zo enthousiast of minstens nieuwsgierig dat ik ervoor door de woestijn wil
trekken? Wat creëert toe-komst, ad-ventus? Wat opent wegen voor mij – ook al
weet ik nog niet hoe ik mij zal bewegen op die wegen?
Het is dat massale, dat collectieve dat me treft in
het beeld dat het begin van het Marcusevangelie schetst. Hebben wij zoiets in
onze maatschappij?
Wel,
‘Bekering’ spreekt ons misschien aan vanuit de indruk van on-omkeer-baarheid
van een aantal fenomenen. (1) Is er niet een soort collectief bewustzijn van de
onomkeerbaarheid van de opwarming van onze planeet? Met regimes kan je
onderhandelen, maar niet met natuurrampen en smeltende gletsjers. Maar ondertussen
rijd ik toch 50.000 km per jaar met een diesel. (2) Is er niet een collectief
bewustzijn dat we verder moeten met minder, dat we inderdaad ‘meer
met minder’ zullen moeten doen, maar dan niet in de orde van de
economische efficiëntie, maar in een spirituele orde: meer leven met minder
geld en materieel; we weten dat; maar trekken we er praktische conclusies uit?
(3) zijn we het er eigenlijk niet allemaal over eens dat er op alle terreinen
overgereguleerd wordt maar dat we het gevoel hebben in dit spinnenweb vast te
kleven - noem het maar een seculiere vorm van clericalisme dat tegelijk met het
kerkelijk clericalisme overhand toeneemt. Ik zie het met lede ogen gebeuren (4)
of moeten we het hebben over de machteloosheid bij financiële transacties en
verliezen die voor de modale burger totaal hermetisch blijven…
Kortom, we hebben het hier over fenomenen die de schaal van mijn allerindividueelst en interindividueel
zieleheil overschrijden, maar die ons collectief heil betreffen; zaken die
onze persoonlijke fysische en geestelijke gezondheid overschrijden en gaan over
ons werkklimaat, ons sociaal klimaat en het wereldklimaat. Maar waarin we ook
vastzitten; al weten we dat dit belangrijk is.
We hebben het hier over be-kering als bekering van ons zondebesef. Misschien betekent
bekering wel het hervinden van een stelligheid, van een vuur dat het de moeite
waard is om duidelijk te maken dat de K van Katholiek niet verwijst naar
Katholicisme als Klerikalisme
maar naar katholicisme als wat het
etymologisch hoort te zijn: kata holou,
betrokken op het geheel en heil van de kerkgemeenschap en mensheid. Dat het de
moeite waard is om duidelijk te makend dat de toekomst van het
katholicisme niet ligt in een select groepje zuiveren maar in een groep van
open katholieken die zich in hun bezorgdheid voor het heil van de wereld soms
dichter voelen bij bepaalde atheïsten, agnosten, vrijdenkers met eenzelfde
bezorgdheid - Bien étonnés de se
retrouver - dan bij gelovigen die het plan van God lijken gelijk te stellen
met een aantal preciese morele en liturgische wetten. Zo suggereert Anne
Provoost in haar ‘Atheïstisch sermoen’. Ik kan ze op dat punt wel volgen.
Deze week ontmoette ik een briljante prof van deze universiteit die zich ‘agnost’ noemt, maar ook de echte ‘pijn’
vertolkte niet meer tot die katholieke gemeenschap te horen. Eigenlijk stond
hij – paradoxaal genoeg – achter de UP want “daar heb je een gemeenschap”. Opnieuw
dat collectieve. En dat miste hij. Hij zal misschien niet de enige prof zijn aan
deze universiteit met dergelijk verhaal. Misschien lopen de scheidingslijnen
tussen gelovigen en ongelovigen niet altijd waar we ze menen te moeten leggen.
Bijvoorbeeld de scheidingslijn tussen een soberheid, een ascese die het geheel,
de planeet, de massa toelaat te leven ten opzichte van een ascese die het
individuele heil voor ogen heeft. Of de scheidingslijn tussen een beroep op de
wil van God dat het behoud van onze schepping en van de menselijkheid voor ogen
heeft ten opzichte van een beroep op de wil van God dat het behoud van macht en
controle van bestaande structuren en hiërarchieën maskeert.
We
zijn akkoord dat we vastzitten in opwarming,
overregulering, consumptie, financiële mechanismen. We kunnen onze eventuele zonden
op dat punt wel belijden, het zijn zaken die ons wel kunnen mobiliseren, maar waar we vaak niet het enthousiasme, de
geest-drift hebben om een belangrijke stap te zetten. Maar hier houdt het evangelie
ons voor: ‘Hij zal u dopen met de heilige Geest’. Hij, de Christus, gaat
komen, maar het moet nog groeien. De advent kan een tijd zijn waarin ons
bewustzijn kan groeien tot een elan, een enthousiasme om een of andere concrete
belangrijke stap te zetten. Maar dat kan niet groeien zonder dat er nu een kleine stap wordt gezet om in te
gaan tegen de neiging om zich neer te leggen bij de onomkeerbaarheid van een
aantal fenomenen. Ergens is er een sober, ascetisch, disciplinair stapje
nodig… om tot echt en-theo-siasme te
komen… tot dieper inzicht… tot verlossing… tot meer menswording… Goede advent!
Abonneren op:
Posts (Atom)