Matteüs 4,1-11
Toen werd Jezus door de Geest naar de woestijn gebracht
om door de duivel op de proef gesteld te worden. [2] Na
veertig dagen en veertig nachten vasten kreeg Hij tenslotte honger. [3] De
beproever kwam naar Hem toe en zei: ‘Als U de Zoon van God bent, zeg dan dat
deze stenen brood worden.’ [4] Hij
antwoordde: ‘Er staat geschreven: De mens zal niet leven van brood alleen, maar
van ieder woord dat uit de mond van God komt.’ [5]
Toen nam de duivel Hem mee naar de heilige stad, zette Hem op de rand van de
tempel, [6] en
zei: ‘Als U de Zoon van God bent, spring dan naar beneden. Want er staat
geschreven: Zijn engelen zal Hij bevelen U op hun handen te dragen, zodat U aan
geen steen uw voet zult stoten.’ [7]
Jezus zei hem: ‘Er staat ook geschreven: U zult de Heer uw God niet op de proef
stellen.’ [8]
Weer nam de duivel Hem mee, nu naar een zeer hoge berg. Hij liet Hem alle
koninkrijken van de wereld zien met al hun pracht, [9] en
zei: ‘Dit alles zal ik U geven, als U voor mij in aanbidding neervalt.’ [10]
Toen zei Jezus hem: ‘Ga weg, satan. Want er staat geschreven: De Heer uw God
zult u aanbidden en Hem alleen dienen.’ [11]
Toen liet de duivel Hem met rust, en er kwamen engelen om Hem van dienst te
zijn.
“Mama,
zullen we nog eens stilvallen”, vroeg een meisje van zes onlangs aan haar
moeder, medeparochiaan. Ze hadden leren samen stilvallen. Stilte is blijkbaar
nog zo onaangenaam niet.
Bij het
begin van deze veertigdagen worden wij uitgenodigd om Jezus achterna de
woestijn en haar stilte in te trekken. Er staat: Jezus werd door de Geest naar de woestijn gebracht om door de duivel op de proef gesteld te worden.
Dat klinkt best onaangenaam en onaantrekkelijk. Nochtans: de verleider,
elders ‘de beproever’, treedt pas op
na veertig dagen.
Ik heb me vaak afgevraagd wat er in
die veertig dagen voordien gebeurd is. Misschien was dat helemaal niet onaantrekkelijk – en
misschien moeten we ons de veertigdagentijd ook niet voorstellen als een
onaangename tijd. Wie van ons snakt niet eens naar rust en stilte? Naar geen
emails, de gsm op ‘stil’, geen deadlines, geen agenda ? Wie de stilte intrekt
en zich wil richten op het essentiële, op God,
wordt in zijn geest weliswaar eerst nog achtervolgd door zijn dagelijkse
activiteiten, vervolgens kom je in een laag van allerlei gedachten en gevoelens,
soms storend, soms verwarrend, soms heel inspirerend. Ik wil mij op God richten,
maakte ruimte voor het diepere en daar komen plots mooie ideeën voor preken en
conferenties, en soms moet je die even opschrijven om ze opzij te kunnen zetten,
want je zocht eigenlijk rust en stilte voor iets/iemand Anders; of er duikt de
ganse dag hetzelfde liedje in je geest op; of je voert twistgesprekken met een
tegenstrever…
En zo
allicht Jezus: na het ambachtelijk gevulde leven in een dorp, na zijn tijd in
de massa die naar Johannes de Doper en zijn donderpreken ging luisteren en nadat
hij als één tussen vele anderen zich heeft laten dopen in de Jordaan met de sterke
ervaring de veelgeliefde zoon van God te zijn, wordt Hij dieper de woestijn
ingetrokken door de Geest. En daar krijgt Hij misschien schitterende ideeën
voor redevoeringen die we Hem in het vervolg van het Matteüs-evangelie
overvloedig zien houden – om te beginnen de Bergrede -, of misschien voert hij
inwendige twistgesprekken met de Farizeeën.
Maar als je
tijd en stilte genoeg krijgt kunnen er werkelijk heel sterke ervaringen komen,
bijvoorbeeld verbondenheid met de natuur en iedereen. Zeker niet saai. Solozeilers,
poolreizigers, eenzame pelgrims naar Compostella: allen zullen ze zeggen dat
het ergens ‘onuitsprekelijk’ is. Daarom misschien dat er over die veertig dagen
van Jezus niets gezegd wordt. Wat er ook van zij: in de stilte proef je alles
beter, zoals de wijnproever pas wijn leert proeven door eerst geruime tijd
enkel water gedronken te hebben. Maar
dat dieper proeven, heeft ook zijn beproevende kanten. Je hoort allerlei
stemmen en je komt in veel stemmingen.
Natuurlijk,
weinigen onder ons trekken veertig dagen de absolute stilte in, maar we worden
wel allen uitgenodigd het wat stiller en soberder te maken, in ons woestijntje
te trekken, om dieper te proeven en … ons tegelijkertijd te laten beproeven. De
stilte van de woestijn roept drie ervaringen op: (1) honger en dorst (2) monotonie
(3) anonimiteit. Je eigen woestijntje creëren kan door jezelf bewust wat op je honger te laten wat betreft:
(1) het voedsel dat we in ons opnemen: materieel en geestelijk; (2) de
avonturen waar we ons in storten; (3) de invloed die we willen hebben op
anderen. Je op je honger laten met als enige bedoeling om werkelijk verzadigd
te worden.
“Niet van brood alleen
leeft de mens, maar van alles wat uit de mond van God voortkomt,” antwoordt Jezus op de beproever als
die hem stenen in brood wil laten
veranderen. De mens leeft niet alleen van de fijne eetwaren, het zij nog
bio-producten, of niet alleen van de fijne recepten die ons dagelijks op TV
worden voorgeschoteld door Jeroen en Piet, kampioenen overigens van de
Boekenbeurs; de mens leeft niet alleen van fitness en jogging, van de op
zichzelf natuurlijk goede lichaamsaandacht, verlies van overtollig vet en
cholesterol en wat je daarvoor eet en laat – ik ben ook tien kilo kwijt op
enkele maanden. Minder eten hoort weliswaar tot de beproefde methodes om tot
diepere spiritueel leven te komen maar dat is meetal niet de reden waarom we zo
bezorgd zijn over wat we lichamelijk innemen en inoefenen. Misschien moeten we
wat meer bezorgd zijn we over wat we in grote hoeveelheden geestelijk innemen
en inoefenen via televisie, Internet, de blaadjes, sms-en, tweets, hot items en
ook onze nochtans noodzakelijke vakliteratuur? Misschien moet de jogger eens
slenteren en vooral horen, zien, ruiken, waar-nemen. Misschien moet de
intellectueel eens bewust vijf minuten niet lezen en bewust in- en uitademen.
Misschien moet degene die altijd zijn radio opzet, eens in stilte rijden. En zo
de God item proeven en de wonderlijke
ontdekking doen: ‘Onze God weet wel dat gij van alles nodig hebt, maar zoek eerst
het Koninkrijk van God en alles wat ge werkelijk nodig hebt zal u erbij gegeven
worden.’ Scherp je zintuigen door stiller te worden om dieper te varen en
te er-varen.
In Jezus
komt ten tweede een ander beeld op:
hij staat op de bovenbouw van een tempelpoort en Hij hoort: ‘Als
Gij de Zoon van God zijt, werp U dan naar beneden want er staat geschreven: Aan
zijn engelen zal Hij omtrent U een bevel geven, dat zij U op de handen nemen,
opdat Ge uw voet niet zult stoten aan een steen.’ De beproever nodigt uit om ons om ons maw
in avonturen te storten. Dat roept
relationele avontuurtjes op, maar we kunnen denken aan veel basalere zaken: hoe
vaak spreken we niet van ‘een nieuwe uitdaging’ (waarom hebben wij die altijd
nodig?), of van multi-tasking (psychiater Theo Compernolle stelt sterk in vraag
of wij, ja zelfs de vrouwen, dat eigenlijk wel kunnen zonder serieus
kwaliteits- en inspiratieverlies?).
Is de ‘nieuwe uitdaging’ in de
vastentijd niet om verveling, ja monotonie toe te laten? Het staat niet toevallig centraal in
mindfulness en in christelijke
contemplatieve oefeningen: het belang van de monotone repetitieve stimulus van
mantra’s en aansprekingen. Misschien geldt dit niet alleen voor gebedsmethodes.
Ik moet hierbij denken Jean Vanier. Hij was eerst marineofficier, studeerde nadien
filosofie met een schitterend doctoraat over Aristoteles, maar paste voor een professorale
carrière in Toronto om zich uiteindelijk rond zijn 35° te ‘begraven’ in een
Frans dorp met 2 personen met een mentale handicap. Hij haalde ze uit een
instelling en wou ze een familie,
een ‘foyer’ geven. Uit die onooglijke kiem is een wereldwijde gemeenschap, de
Ark, ontstaan. Hij schrijft: “Stranden
tegenwoordig niet veel huwelijken omdat mensen bang zijn te sterven van
verveling in het leven van alledag? Om in de Ark dat alledaagse leven niet een
paar maanden of jaren maar een leven lang vol te houden, moet je je een
spiritualiteit eigengemaakt hebben van liefde
voor de kleine dingen: heel simpele, materiële dingen: goed koken, samen
eten, de vaat doen, zorgen voor de was en de huishouding, (…) de foyer er mooi
en gastvrij doen uitzien. Duizend kleine dingen die tijd vragen. Maar ook de
zorg voor het lichamelijke welzijn van de zwakke mensen hoort daarbij, zoals
hen wassen, hun nagels knippen, met hen kleren gaan kopen, (…). Die kleine
dingen worden vaak als onbeduidend (…) beschouwd. We moeten beseffen dat het
geringste wat we doen voor een broeder of zuster, wereldwijd van belang is.”
Dat laatste brengt me bij een derde beproeving: de angst om niet
betekenisvol genoeg te zijn, om anoniem te zijn, geen invloed uit te kunnen
oefenen op wat ik belangrijk vind. Dat komt in het beeld van de duivel die
Jezus leidt naar een hoge berg vanwaar
hij ‘alle koninkrijken’ toont in hun heerlijkheid: onze drang om gezien,
geëerd, belangrijk te zijn. Maw ons ongeloof over de werkzaamheid van wat in
stilte aan goeds gebeurt. Le bien ne fait
pas de bruit. Ik word hier zelf mee sterk geconfronteerd in het
euthanasiedebat. Als je genuanceerd probeert te denken, kom je niet aan de
mediatieke bak. Je hebt de indruk dat steeds dezelfde stem die niet twijfelt en
pompklaar is, klinkt in de grote media. Terwijl de realiteit van zorg en mens
zo complex is. Niet alleen schipper ik dan tussen valse eer en valse
bescheidenheid, ik bots vooral op mijn ongeloof over de efficiëntie van wat in
stilte, anoniem, ‘in de woestijn van de noeste dagelijkse zorg en intimiteit’
gebeurt: de efficiëntie van het Rijk Gods. Ik bots op mijn ongeloof in het
onderscheidingsvermogen van mensen van deze tijd om te zien waar het echt op
aankomt. In die impasse mag ik niet blijven.
In de stilte die we zelf opzoeken zal God ons komen opzoeken.
Daartoe helpt: meer
letten op wat we allemaal innemen, materieel en geestelijk; wat meer monotonie
en verveling toelaten; en vooral geloven in wat in stilte groeit: Groeien de
kinderen groeien niet zienderogen terwijl je niets hoort van die lichaamsprocessen?
Verandert de natuur niet elke dag deze tijd en toch hoor je niets? Draait en
suist de aarde aan een ontzaglijke snelheid door Gods kosmos zonder dat je
duizelig wordt? In stilte groeit zoveel.
“Mama, zullen we nog eens
stilvallen?”