zondag 31 januari 2016

Niemand is profeet in zijn vaderstad


HOMILIE VIERDE ZONDAG VAN HET C-JAAR 31 JANUARI 2016

Jeremia 1,4-5.17-19 -1 Korinthiërs 12,31-13,13 – Lucas 4,21-30

Marc Desmet sj

Er is iets wat Lucas fascineert in het verhaal van Jezus, namelijk dat Jezus door zijn eigen volk verstoten wordt en dat dit de motor is geworden van de verspreiding van de goede boodschap. We horen het vandaag als het ware in miniatuur: namelijk hoe Jezus zijn dorpsgenoten van Nazaret ergert, zodanig zelfs dat ze hem in de afgrond willen storten. Niemand is profeet in zijn vaderstad. Hetzelfde gaat op het einde van het verhaal gebeuren, op grotere schaal: Jezus wordt weliswaar met halleluja ontvangen in Jeruzalem maar enkele dagen later wordt hij veroordeeld, onder impuls van diezelfde joodse gelovigen, geslagen en gekruisigd totterdood. Maar zoals Hij in Nazaret ontsnapt aan hen die Hem in de afgrond willen stoten: namelijk ‘tussen hen door ging en vertrok’, zo gaat Hij aan het graf ontsnappen en vertrekken naar andere oorden: naar Griekenland en Rome toe waar razendsnel christengemeenten ontstonden. Dat horen we in dat andere boek van Lucas: de Handelingen van de Apostelen.

Ik wil stilstaan bij dat mysterie van verstoting en vruchtbaarheid dat ook het onze kan zijn, in miniatuur of grootschaliger. En wel vanuit drie lagen van onze ervaring die Lytta Basset zo voortreffelijk heeft beschreven als lijden-zonder-de-ander, lijden-tegen-de-ander en lijden-met-de-ander. Het komt me voor dat de liturgist met de keuze van de drie lezingen die drie lagen bespeelt: de eerste lezing uit Jeremias vertolkt het lijden-zonder; het evangelie het lijden-tegen; de tweede lezing, die we niet hoorden, de overbekende hymne van de liefde uit de brief van Paulus aan de christenen van Korinthe, het lijden-met. Het samenzien van die drie lezingen plaatst het evangelie in een bemoedigend licht.

Jeremias of het lijden-zonder-de-ander

In de eerste lezing hoorden we Jeremia die over zijn roeping als profeet spreekt. Het kan gaan over elk van ons. Ik heb ‘roeping’ altijd de joodschristelijke manier gevonden om autonomie te beleven: elke mens is een uniek verhaal met een unieke bestemming; en in zekere zin kan je niet ontsnappen aan wie je van in de moederschoot bent.  ‘Voordat ik je vormde in de moederschoot, had ik je al uitgekozen, voordat je de moederschoot verliet, had ik je al aan mij gewijd, je een profeet voor alle volken gemaakt.’

Wat we niet hoorden was het antwoord van Jeremia – en vele jeremiades zullen volgen in die trant en zullen zijn lijden uitdrukken – ‘Ik riep: “Nee, Heer, JHWH! Ik kan het woord niet voeren, ik ben te jong”.’  We hoorden wel het antwoord van God: ‘Ikzelf maak u heden tot een versterkte stad, een ijzeren zuil, een koperen muur tegenover het hele land… Ze zullen u bestrijden, maar niets tegen u vermogen. Want ik ben bij u om u te redden.’ Met andere woorden: op een dramatische manier wordt de ervaring beschreven die we allemaal kunnen hebben: ons overkomt iets heel moeilijks, iets waar we ons eigenlijk heel alleen, heel persoonlijk aangesproken voelen. Niemand kan begrijpen wat het betekent om dit mee te maken (lijden-zonder-de-ander): de student die zijn examens moet doorworstelen, de moeder die worstelt met de problemen van haar kind, de persoon die zijn handicap moet dragen, de priester die worstelt met zijn roeping, de werknemer die door een  hels werkritme wordt vermorzeld als het ware. Maar in dat ‘drama’ kan men grote geestelijke krachten ontdekken. Meer dan men ooit van zichzelf had verwacht. Ze maken me tot ‘een versterkte stad’, zegt Jeremias. Die ontdekking is ergens positief maar houdt ook een risico in: niemand anders weet wat het betekent; ik ga het vanaf nu maar alleen doen, trouwens ik kan het alleen. Ik heb het al zolang moeten alleen doen. Je voelt ook in deze tijd het risico van een religieus fanatisme. Ik en mijn God tegen de slechte, onbegrijpende wereld. (Lijden-zonder) Een soort geestlijke  lonely woolf. Dat isolement is gevaarlijk. Alles is beter, zelfs ruzie maken.

Jezus in Nazaret of het lijden-tegen-de-ander

In het evangelie zien we die ruzie. Lijden-tegen-de-ander. Jezus, die als vrome jood Jeremias goed kent, heeft grote krachten ontdekt in de woestijn. Hij heeft gezegevierd over duivels en bekoringen. Hij heeft een God ontdekt die anders is dan men Hem heeft voorgesteld in zijn jeugd: ja, een god van liefde. Hij is een ander mens geworden voor een stuk. Hij vestigt zich als rabbi in Kafarnaüm en wordt geprezen voor zijn originele inzichten.

Maar dan komt hij  terug in Nazaret, zijn eigen kring, in de plaats vanwaar Hij komt, in zijn familie. Ze kennen Hem, denken Hem te kennen maar eigenlijk is Hij veranderd. Hij steigert ten opzichte van de verwachting: kom, toon eens wat je ontdekt hebt, wat je aan krachten ontwikkeld hebt. Het komt tot een conflict en het rare is dat je de indruk krijgt dat Jezus dat conflict zelf zoekt. We horen het trouwens ook in andere reacties van Jezus zoals ‘Wie zijn mijn moeder en mijn broeder?’ En tegen zijn moeder in Kana: ‘Vrouw, wat heb ik met jou te maken? (Is dat soms uw zaak?)’ Zijn verwanten vinden overigens op een bepaald moment dat hij niet meer bij zijn verstand was (Mc 3,21). Eigenlijk is Jezus soms een beetje onuitstaanbaar, soms een ettertje. Jezus provoceert echt in de lezing van vandaag: ‘Ge verwacht iets speciaals van mij? Ik ga het zeker niet doen. Trouwens, anderen zoals Elia en Elisa werden ook niet naar het eigen volk gezonden, maar naar de heidenen.’  Het is literaire overdrijving van Lucas, maar evoceert het toch ook niet iets van de realiteit van onze intieme en familiale relaties? Ik heb als arts ook de neiging om als iemand in huis zegt: ik heb keelpijn, om te zeggen: Wel, dan moet ge eens naar een dokter gaan.

Was sich liebt, neckt sich. Geliefden nekken elkaar. De man die grote publieken aanspreekt, veel lof krijgt op zijn werk, kan soms niets goeds doen thuis, bij de intimi. ‘Jaja, ge kent de kleine kantjes niet van onze “grote man”. Ge moet er eens mee leven…’ Er is niet zo zelden een verschil, zelfs kloof tussen de publieke rol en de perceptie in intieme kring.  Een verpleegkundige van mijn team vertelde hoe iemand lovend tegen haar partner zei wat voor een vriendelijke vrouw ze wel was en hoe de partner reageerde: ‘Ik geloof dat ge het over een andere vrouw hebt…’ Datgene wat ik kan opbrengen aan geduld en ruimdenkendheid in mijn professioneel leven, kan ik helemaal niet in mijn privé-leven. Niemand is profeet in zijn vaderstad, in zijn gezin - ‘Niets zo moeilijk als familierelaties’, heb ik vaak gevonden.

Er kan zelfs een soort wederzijdse indruk van kwaadwilligheid ontstaan. ‘Dat zegt hij, precies omdat hij weet wat mijn zwakke plek is…’ En bestaat er niet iets analoogs ten aanzien van onze geestelijke familie, onze moeder de Heilige Kerk? Beleven vele goede en actieve gelovigen ook niet vaak ergernis ten aanzien van de Kerk die ons pest?

Ik wil deze fenomenen niet analyseren, ik stel ze vast. Als een dagelijks gegeven. Maar ook als een evangelisch gegeven dat Lucas vreemd genoeg benadrukt en ziet als noodzakelijk deel van de dynamiek van mens worden.

Paulus’ hymne aan de liefde of het lijden-met-de-ander

Waar kan dit toe leiden? Wel, de tweede lezing – die we niet hoorden maar die we allen kennen – verwoordt misschien waartoe we in onze betere momenten in staat zijn. Ik bedoel de fameuze hymne aan de liefde van Paulus, uit een brief aan een Griekse gemeenschap die ontstaan is dank zij de verstoting van Jezus door de Joden. We associëren die hymne vooral aan huwelijksvieringen, maar het kan ook anders.

‘Al heb ik de gave der profetie (zoals Jeremias en Jezus…), als ik de liefde niet heb, ben ik een galmend bekken of een schelle cimbaal….’

‘De liefde beeld zich niets in’; ze beeldt zich niets meer in. In onze betere momenten. Ze is realistisch (geworden),  in die zin helderziend.  Ze beeldt zich niet meer zomaar in dat de ander het kwaad met me voorheeft, maar ze beeldt zich ook niet meer in dat de ander een engel is.

‘De liefde laat zich niet kwaad maken’… niet meer. In onze betere momenten. (wat Jezus wel nog doet in het evangelie) en ze rekent het kwade niet aan (ze neemt geen wraak…). Ze verheugt zich niet over onrecht’. Ze verkneukel zich niet in onrecht (ken je dat gevoel?...) maar vindt haar vreugde in de waarheid…’

‘Alles verdraagt ze…alles duldt zij…’ Misschien is het conflict meer ‘la tendre guerre’ geworden, zou Brel zingen. Zo is in het relaties, zo kan het zijn in de Kerk. Kortom, drie lagen zitten in ons:

Jeremias of het lijden-zonder-de-ander: de uniciteit van onze roeping en de ontdekking van de geestelijke kracht om ze uit te leven, met het risico het helemaal op ons eentje te willen wagen, in een soort misprijzen van de wereld die ons niet kan begrijpen

Jezus in Nazaret of het lijden-tegen-de-ander: de merkwaardige strijd met diegenen die behoren tot onze eigen kring en familie

Paulus aan de Korinthiërs of de liefde als authentiek lijden-met-de-ander dat alles draagt, zich niet kwaad laat maken. En die liefde is de grootste. Dat ervaren we. Soms.