Op zondag 16 november 2014 hield ik in een flink bezette Begijnhofkerk voor de aandachtige Universitaire Parochie van Leuven de volgende homilie:
Spreuken 31,10-31
Matteüs 25, 14-30
- Spreuken: loflied op de sterke vrouw – wat heet een sterke vrouw?
Women got talent!
Dat
zou de kernachtige samentrekking kunnen zijn van de twee lezingen van dit weekend:
Het loflied op de sterke vrouw (eerste lezing) én de gelijkenis van de talenten
(evangelie).
Aangezien de liturgist meestal een
verband ziet tussen de eerste lezing en het evangelie vroeg ik mij wat dit
verband hier zou mogen zijn. (1) Is het gewoon om te zeggen om te weten wat we
allemaal weten in de UP: women got talent?
(2) Zit het in het vormelijke feit
dat de lezing over de sterke vrouw het einde betreft van het boek Spreuken, met
name het 31° hoofdstuk, verzen 10-31 – net zoals de gelijkenis van de talenten
gaat over de eindtijd én zich situeert naar het einde van het evangelie van
Matteüs, net voor het lijdensverhaal? Als ik me niet vergis wordt de ‘sterke
vrouw’ overigens wel eens vaker ‘opgevoerd’ bij een begrafenis, ook een
eindtijdelijk gebeuren. (3) Of mogen we er ook een inhoudelijke reden voor zoeken?
Waar gaat dat loflied eigenlijk over
en wat heet ‘een sterke vrouw’ in het voor de rest vrouwonvriendelijk boek Spreuken met zinnen als: ‘De mond van een
lichtzinnige vrouw is als een diepe put’ (22:24) en ‘Verspil je krachten niet
aan vrouwen’, en meer moois van dat. We hoorden er nog iets van in:
‘bevalligheid is bedrieglijk’, en al wordt een man natuurlijk graag op die
manier bedrogen, toch heeft het boek iets goed te maken voor de vrouw op het
einde, lijkt het wel. Men heeft er een stukje aan toegevoegd in een literair
genre dat anders is dan de rest van het boek.
Wat hoorden we niet in de eerste lezing die die zinnen uitselecteerde die de wijze
vrouw traditioneel voorstelde als trouwe echtgenote die haar man goed doet en
ijverig de weefspoel in haar vingers houdt. Zo filterde men enkele zinnen uit
die nochtans in het perspectief van het evangelie treffend waren.
Enerzijds is er haar zakelijke en
zeer werkzame talent:
‘Zoals een koopmansschip naar
verre streken vaart,
Zo haalt zij van verre wat ze
nodig heeft.
Ze staat al op als het nog donker is,
Regelt het werk in huis, draagt haar slavinnen taken op.
Als zij haar zinnen op een
akker zet, koopt ze hem,
Van wat ze heeft verdiend,
plant ze een wijngaard.
Zij is vol daadkracht,
Onvermoeibaar is ze in de weer.
Zij vervaardigt kleding en gordels,
En levert die aan kooplui.
Handeldrijven gaat haar heel
goed af,
’s nachts gaat haar lamp niet
uit.’
…
Anderzijds is er haar sociale kant, talent:
Haar handen strekt zij uit
naar de behoeftigen,
Ze geeft de armen hulp.
Niemand in haar huis hoeft sneeuw te vrezen,
Zij heeft hen allen warm gekleed. (de naakten!)
Uit haar verschijning spreken
dus kracht en waardigheid. Talent!
- De gelijkenis van de talenten: Wat heeft de sterke vrouw nu met het evangelie te maken?
Wel, laten die zakelijke kant en dat oog voor de arme nu juist sterk aan bod
komen in de evangelielezingen van deze én komende zondag. Deze zondag horen
we hoe in het perspectief van het Rijk der hemelen balansen worden gemaakt, hoe
bij wijze van spreken de Raad van Bestuur (de Mensenzoon) het management (de
mens die zich engageert voor het Rijk Gods) beoordeelt. Wat zijn de criteria?
De Raad van Bestuur geeft een opdracht, een richting, stelt
een bepaald budget, een bezit ter beschikking. ‘Talent’ in de gelijkenis van de
talenten moet immers in de eerste plaats verstaan worden als geld, en niet als een
persoonlijke eigenschap, zoals wij het woord talent meestal direct verstaan.
Neen, de drie dienaars kregen talent, dwz euro (500.000, 200.000, 100.000)
volgens hun ‘bekwaamheid’/talent. Daarna
trekt de man op reis, zoals de Raad van Bestuur zich uit het huis terugtrekt,
en op een bepaald moment de resultaten evalueert. En dan gaat tellen: hoeveel
winst is er?
Matteüs - was hij traditioneel geen
tollenaar? - lijkt mij aan te geven: het Rijk Gods, het werken in de wereld met
het Rijk Gods voor ogen, heeft een zakelijke kant. Zij het wel ingebed in een
bepaalde aandacht, daarover straks nog meer. Maar hier geldt alvast: Het
Rijk Gods heeft te maken met gebruik van middelen: het hele paradigma van
beheer van geld, slimmigheid en lean management, materialiteit, concreetheid,
concrete verantwoordelijkheid, inzet, bekwaamheid, competentie, vrij
initiatief, goed management. Het gaat ook
om meetbare resultaten, om cijfers, om tellen: vijf plus vijf talent, twee
+ twee talent, één + nul talent, waarna dat ene talent aan de tien van de
bekwaamste wordt toegevoegd. 10 + 1 = 11. Zijn we niet allen op een of andere
manier zo bezig?
De ‘zaak’ van Jezus vraagt ook zakelijkheid en
inzet, initiatief. Allicht was dit in Matteüs des te meer nodig omdat men
aanvankelijk dacht dat het einde van de wereld er snel aan kwam. Dat bleek
steeds duidelijker niet het geval te zijn.
Er was geen plaats voor apatisch afwachten. Het Rijk der Hemelen diende
niet in de eerste plaats verwacht worden in een nabij hiernamaals maar in een
concreet hiernumaals, en wel voor
steeds meer mensen, voor een gemeenschap in uitbreiding.
Wat ik dus in
dit stukje evangelie vooral hoor: een aansporing tot creativiteit, tot vrij
initiatief,
tot risico’s nemen, tot zelfstandigheid. Het doet me denken aan mijn broer die
met 100.000 Bf begon en voor tientallen miljoen euros verkocht, nadat hij aan
velen werk gaf ; we hielden ons hart vast bij de risico’s die hij nam. Het
eindresultaat moet anders zijn dan het bezit dat ik kreeg. Wat wordt
afgestraft, ook in he Rijk Gods, is een houding die zich door angst laat
inspireren, door een bepaald conservatisme dat wil bewaren, denkt te moeten
bewaren zoals men het gekregen heeft.
‘Uitstekend, goede en trouwe
dienaar, over weinig waart ge trouw,
over veel zal ik u aanstellen…’ Wat
we hierin nog anders gezegd kunnen horen is een dynamische opvatting over wat
trouw is : de leerling die ‘woekerde’ met zijn
bezit, er iets anders van maakte, die wordt trouw genoemd, niet degene die
zogezegd trouw bewaarde, en onveranderd teruggaf. ‘Ge moe joe weirn’, ‘Plus est
en vous…’ heb ik honderden keren gehoord.
- Maar klinkt die lezing toch niet onevangelisch, materialistisch, onchristelijk? En wat met die hardheid in deze evangelies? Over het middel (talenten) en het doel (de komst van de heer in de geringsten)
Tegen de arme man met het ene
talent: gooi die in de uiterste duisternis… Net zoals met de niet voorzienige
bruidsmeisjes vorige week op het einde: ‘Ik ken jullie niet…’ En volgende week
tegen de bokken: de eeuwige bestraffing…. Wat met de barmhartigheid, wat met de
aandacht voor de zwakke?
We moeten de
beelden laten zeggen wat ze willen zeggen en ons niet vergapen op wat ze niet
willen zeggen. Daartoe, denk ik, moeten we het geheel van de rede van de
eindtijd zien. En het lijkt me daarom nodig om zowel het evangelie van de tien
bruidsmeisjes van vorige week als het evangelie van het laatste oordeel met de
scheiding van schapen en bokken erbij te halen. Vorige week hoorden we met de
bruidsmeisjes: we moeten waakzaam zijn, mindful, voor de komst van de Heer voldoende olie
bewaren, voorzienig zijn. Volgende week zullen we horen: ‘Ik had honger en jullie hebben gaven mij te eten… Ik was naakt en
jullie hebben mij gekleed…. Ik verzeker jullie: wat jullie gedaan hebben voor
een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters dat hebben jullie
voor mij gedaan.” De Heer komt met andere woorden via de onaanzienlijksten
in ons leven. Dat is het laatste oordeel. De
eindtoets zit juist in het resultaat van wat we doen voor de armsten. De echte
aandeelhouders zijn de onaanzienlijksten in het Rijk Gods. Er kan dus geen
sprake van zijn om in deze evangelies een verwerping van de zwaksten te zien.
Wat deze drie
zondagen mij lijken te vertellen: het
verhaal van de talenten is als het ware ingebed in dat van de bruidsmeisjes en
het laatste oordeel die beiden gaan over ontmoeting, het doel, terwijl de
omgang met de talenten ‘enkel’ het middel betreft:
- De tien bruidsmeisjes (Mt 25,1-13) – doel: Christenen leven van ontmoetingen; ze verwachten de komst van de Heer in hun leven want Hij is bron van echt leven: daartoe is waakzaamheid, mindfulness, voorzienigheid nodig. Dat lijkt misschien een innerlijke, geestelijke zaak maar menswording is tegelijk werken aan een rechtvaardiger, beter wereld om in te leven. En we nemen dat bijzonder ernstig, op het strenge af.
- De talenten (Mt 25,14-30) – Middel: Vandaar een zakelijke kant: wij zijn tegelijkertijd als mensen aan wie het ‘management’ van het Rijk Gods is toevertrouwd. Dat is in een geseculariseerde, postmoderne wereld met zijn eigen economische, politieke, medische, sociale, mediatieke enzovoort logica en wetmatigheden des te meer het geval. Een menselijker ruimte creëren vraagt om inzet en concrete resultaten, initiatief, risico, investeren…
- Het laatste oordeel(Mt 25,31-46) - Doel: maar de bedoeling, het resultaat zou moeten zijn: de ontmoeting – de ontmoeting met onze hoofdaandeelhouders: de arme, of met wat arm, gevangen, naakt, vreemd is in de ander. Maar er zijn niet alleen meetbare, constateerbare resultaten. Er zijn ook veel onmeetbare effecten. Van veel van het goede dat we doen in ons leven zijn we ons immers niet bewust – soms, heel even, horen we er iets van – maar we zullen het meestal niet weten. Maar goed, die beperking houdt ons nederig. Het grote effect is dat we, zonder het meestal te weten of bewust te zijn, de Heer ontmoeten. We zullen zeggen in die zin: ‘Wanneer hebben we u hongerig gezien? Als vreemdeling gezien?...’ En toch…
Als we nog
even terugblikken op de sterke vrouw met haar zakelijke kant en haar oog voor de
arme, twee essentiële elementen die in het eindtijdelijke oordeel bij Matteüs
voorkomen, en bovendien het derde laatste vers in Spreuken 31 lezen: ‘Er zijn
veel sterke vrouwen’, weten we nog beter: women
got talent
Marc Desmet
sj