zondag 5 september 2010

Over gezonde radicaliteit

Op 5 september gaf ik in de Universitaire Parochie de volgende homilie.

Lezingen:
Wijsheid 9,13-18
Lucas 14,25-33

Jezus dwingt tot reflectie over ons engagement om te komen tot gezonde radicaliteit.

1.Jezus raakt ons op een gevoelig punt: gehechtheid aan mensen en ons eigen leven

‘In die tijd trokken talloze mensen met Jezus mee; Hij keerde zich om en zei.’

‘Hij keerde zich om’: als een stop, een onderbreking, een stilstand, een moment van ‘Wacht eens even’. Jezus lijkt als het ware geïrriteerd, ongemakkelijk, geambeteerd, door de massa’s die Hem volgen. En Jezus schudt de fans – daarom nog geen volgelingen – door elkaar en schudt ze daarmee ook wat van zich af. Hij geeft te denken. Denk eens na voor ge verder in mijn zog optrekt, u vastzuigt aan mij. Kom tot jezelf, en volg mij in grotere vrijheid.

‘Als iemand zijn vader en moeder, zijn vrouw en kinderen, zijn broers en zusters, ja zelfs zijn eigen leven niet haat/verfoeit, kan hij mijn leerling niet zijn’

Toch straf: Als iemand degenen met wie hij zich verbonden weet, die hij liefheeft, die hem dierbaar zijn, of op een of andere manier een invloedrijke rol spelen in ons leven, als iemand die niet ‘haat’/verfoeit, kan hij mijn leerling niet zijn. Hoezo? Wat dan met ‘vader, moeder zult gij eren!?’ Wat dan te denken van het verhaal van de verloren zoon die terugkeert naar zijn vader, verhaal dat hier onmiddellijk op volgt? (Lc 15) Verwarrend toch.

‘Haten…’? Dit betekent niet: het zit goed als ik haatgevoelens koester tegenover deze mensen in mijn leven. Haatgevoelens kunnen mij zo benemen dat ik helemaal niet vrij ben. Eerder lezen we daar de semitische gewoonte in om in contrasten te spreken. Een beetje zoals wij overdrijven als we zeggen ‘Hij kent er niets van’ of: ‘hij kent er alles van’.

Ik denk dat we ‘haten’ zouden kunnen hertalen als: relativeren, niet verabsoluteren; radicaal relativeren d.w.z. niet op de eerste plaats stellen, er niet de absolute voorkeur aan geven, de ruimte van je hart niet volledig laten benemen door een ander mens of je eigen persoon. Of nog: anders vasthouden, niet om afstandelijk te worden maar om mezelf te worden en God God te laten zijn in mijn leven d.w.z. kans te geven aan zijn liefde en wijsheid.

2. Jezus doet ook beroep op ons gezond verstand

Jezus roept mensen op om na te denken over hun navolgen, over hun engagement. Positief gezegd: Hij stimuleert ze om bewust te kiezen en zo mensen te worden die in meer vrijheid Zijn weg gaan.

Hij probeert ze tot die reflectie te brengen door ze eerst op hun gevoelens aan te spreken, te shockeren: stop! Wie zijn dierbaren en zijn eigen leven (carrière, gezondheid,…) niet ‘haat’, niet relativeert, kan mij niet volgen. Hij spreekt ze aan op hun gevoelens van gehechtheid. Hoe vast zit ik aan mensen en dingen?

Vervolgens spreekt Hij ze aan op hun nuchter, gezond verstand: iemand die mij zomaar navolgt zonder zijn dierbaren en zijn eigen leven te kunnen relativeren, die is als de man die een toren wou bouwen maar niet nadacht over de begroting zodat hij enkel de fundering kon leggen en niets afwerken, en zo maakte hij zich onsterfelijk belachelijk; of nog erger, hij is als de koning die met een te klein leger onbezonnen een veel sterker leger tegemoet ging en dood en vernieling op zijn weg vond. Dat is niet menselijk, dat is niet de bedoeling.

Kijk naar je gevoelens, je bindingen, naar dat emotionele gegeven, en denk daar eens over na. Jezus zet ons op een forse manier aan om te zien of ik Hem op deze manier wel kan verder volgen. Hij ontnuchtert ons, om tot nuchterheid en meer vrijheid te komen.

Hij besluit met een soort samenvattende herhaling van zijn eerste gedachte: ‘Niemand van u kan mijn leerling zijn als hij zich niet losmaakt van al wat hij bezit’ (tot en met zijn eigen leven)

Het klinkt opnieuw straf maar radicaliteit staat blijkbaar toch niet in tegenspraak met nuchter nadenken/afwegen, met een bepaalde luciditeit: ben ik wel in staat om bepaalde relaties te relativeren? Evangelische radicaliteit heeft niet veel vandoen met een heroïsche wilskrachttoer, maar eerder met een vaststellen van wat mij gegeven wordt: spiritualiteit heeft alles van doen met eenvoudig helder kunnen zien: dit is gegeven. (Spirituele gegevens. Gegeven door wie? De gelovige zal soms zeggen: niet door een mens, wel in een mens door iets/iemand die hem overstijgt.)

En dat is niet zo vanzelfsprekend als het lijkt. Om dat te zien moeten we regelmatig in onszelf terugtrekken, moet ik naar mijn wortels gaan en dan kan ik komen tot een radicaliteit die menselijk is. Radicaliteit die louter uit onze wilskracht voortkomt, en niet omdat het gegeven wordt, is onmenselijk, denk ik, en niet de bedoeling. Wat doet mij dat zeggen? Jezus’ gedrag zelf vooreerst: Elders in Lucas lezen we, waar hij het weer heeft over grote drommen: ‘Grote drommen mensen stroomden samen om Hem te horen en hun ziekten te laten genezen. Maar Hij trok zich telkens terug in de eenzaamheid om te bidden.’

3. God zelf weekt ons los van onze gehechtheden.

Wat daar gebeurt, in de eenzaamheid, merk ik in de Geestelijke Oefeningen. Deze zomer heb ik zoals elk jaar een week Geestelijke Oefeningen begeleid. Daar zie je een beetje wat het betekent om naar de wortels te gaan en dan te zien hoe de wijsheid van God werkt, waarover de eerste lezing het had.

‘De gedachten der stervelingen zijn onzeker, en twijfelachtig onze berekeningen.’
‘Wie zou uw wil kunnen kennen, als Gij hem het inzicht niet geeft, en uw heilige Geest niet van boven zendt? Zo alleen kunnen de mensen op aarde rechte wegen gaan, leren zij kennen wat U welgevallig is, worden zij door de wijsheid gered.’

Toch wel fascinerend, telkens weer, als mensen daar iets van proeven. In de praktijk is het God zelf die ons moet losweken van wat wij bezitten als we er helemaal aan vast zitten. Hij kan op de meest menselijke manier onze verhouding tot wat en wie dierbaar of belangrijk zijn in ons leven ordenen – en dat is telkens als het gebeurt een wonder – God of surprises - want vaak lijkt het onmogelijk dat we loskomen van onze gehechtheden.

(1) Op het einde van een retraite in Rochefort nam iemand zich voor een voettocht te maken naar het dorpje Humain. Hij is die dag nooit in het dorp ‘Humain’ geraakt: er zat een grote steengroeve, een kloof – in het Frans: une ‘carrière’ – tussen waar hij niet langs of over geraakte. In de daarop volgende nacht geraakte hij niet in slaap en ‘moest’ naar de nachtofficie. Daar kwam hij tot het inzicht dat hij moest loskomen van iemand omdat het onmenselijk werd. Hij geraakte niet in het dorp Humain. Ce n’était pas ‘Humain’.

(2) Iemand vraagt zich af of ze niet moet stoppen met het soort werk dat ze al vele jaren doet, wat zelfs goed betaald is, maar wat haar ding eigenlijk niet is; dat weet ze al jaren maar er gebeurt niets mee. Dan merkt ze in het gebed dat het goed is die vraag toe te laten (opluchting!) en vindt ze later de bevestiging/kracht van de te zetten stap in een spontane, niet te stuiten urenlange tranenstroom: lichamelijke uitdrukking dat er iets vloeit, dat er iets is geen stromen.

(3) Iemand blijft beheerst worden door de zware fout die ze jaren geleden begaan, en dit ondanks biechten, ondanks het herhaaldelijk zeggen aan God, en een ernstige spirituele weg. In de stilte komt ze na enkele dagen tot de ‘simpele’ ervaring – door met open handen te bidden, wat ze nooit had gedaan – dat Hij luisterde: ‘Ik sprak het uit en Hij luisterde. Zonder meer.’ Alleen maar dat. Enorme bevrijding. Eindelijk kon ze echt weer slapen. Stilte die ontzag inboezemt.

(4) Jaren geleden mediteerde ik zelf rond de keuze om al dan niet geneeskunde stop te zetten: ik merkte dat ik in de mist ging, telkens ik mijn geneeskunde innerlijk wou opgeven; ik kon alleen maar vaststellen dat ik er helemaal aan vast hing, en dat ik ze niet kon loslaten…. ‘Dieu s’en fout de ta médecine, c’est toi qu’il veut…’, zei mijn begeleider; ik liet de keuze los en ik werd tot mijn verbazing geleid naar inzichten die vooral bleken te maken hebben met de manier waarop ik functioneer, en dat was mij van heel groot nut nadien. ‘Mijn’ geneeskunde moest ik niet loslaten maar anders vasthouden.

Nog dit: we mogen de radicaliteit van het innerlijke gebeuren relativeren

De spirituele ervaring waarin mij iets duidelijk gemaakt wordt kan, zoals de taal die we Jezus horen spreken, erg fors, zeer sterk zijn, terwijl de uiteindelijke praktische, uitwendige bijsturing vaak slechts klein is. Ik word met de kracht van een luchtballon omhooggetrokken en het lijkt dan misschien alsof mijn hele leven anders wordt en ik alles moet achterlaten en grote beslissingen moet nemen, maar vaak kom ik nadien terug op de grond – maar ‘een klein beetje verder’ - en komt er een kleine correctie in mijn manier van doen waar anderen zelfs geen acht op slaan maar die voor mezelf erg belangrijk kan zijn. Een sterke ervaring moet ons als het ware wat loswrikken zodat we in grotere vrijheid verder kunnen. Jezus kan ons daartoe leiden.