zondag 27 april 2014

De Tomaschristenen


[19] Op de avond van die eerste dag van de week waren de leerlingen bij elkaar. Hoewel de deur op slot was uit vrees voor de Joden, kwam Jezus. Ineens stond Hij in hun midden en zei: ‘Vrede!’ [20] Na* deze groet toonde Hij hun zijn handen en zijn zijde. Vreugde vervulde de leerlingen toen ze de Heer zagen. [21] ‘Vrede’, zei Jezus nogmaals. ‘Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik jullie.’ [22] Na deze woorden ademde* Hij over hen. ‘Ontvang de heilige Geest’, zei Hij. [23] ‘Als jullie iemand zijn zonden vergeven*, dan zijn ze ook vergeven; als jullie ze niet vergeven, dan blijven ze behouden.’

Jezus en Tomas
     [24] Tomas, een van de twaalf, ook Didymus genaamd, was er niet bij toen Jezus kwam. [25] De andere leerlingen vertelden hem: ‘We hebben de Heer gezien.’ Maar hij zei: ‘Ik wil zijn handen zien, met de gaten van de spijkers erin; ik wil ze met mijn vingers voelen. Ik wil met mijn hand de opening in zijn zijde voelen. Anders geloof ik niet.’
     [26] Acht* dagen later waren de leerlingen weer bijeen, en nu was Tomas erbij. Hoewel de deur op slot was, kwam Jezus. Ineens stond Hij in hun midden en zei: ‘Vrede!’ [27] Vervolgens richtte Hij zich tot Tomas: ‘Kijk maar, hier zijn mijn handen; kom nu maar met je vinger. En kom met je hand om de opening in mijn zijde te voelen. Wees niet langer ongelovig, maar gelovig.’ [28] Hierop zei Tomas: ‘Mijn Heer! Mijn God!’ [29] Jezus zei: ‘Omdat* je Me gezien hebt geloof je? Gelukkig zij die zonder gezien te hebben toch tot geloof komen.’

 

Hebt u wel eens gehoord van de Tomaschristenen? De naam slaat op een groep christenen in het zuiden van India. Ze bestonden al heel lang al vóór de Europese (Portugese) kolonisatie van het gebied in de zestiende eeuw. Volgens de traditie zijn deze groepen gesticht door de apostel Thomas zelf, wiens overblijfselen worden geëerd in een basiliek in Indië. Dat legendarisch begin zal wel door de historische kritiek ontkracht worden, maar de Tomaschristenen bestaan, al heel lang en tot op vandaag. Het feit dat ik samenwoon met een indische jezuïet, overigens zoals zovelen met een Portugese naam Mendonca, zal er niet vreemd aan zijn dat ik op het idee kwam om onze gemeenschap, universitair en als parochie, eens te bekijken vanuit de figuur thomas en de Tomaschristenen.

Er zijn overblijfselen van maar drie apostelen: Petrus te Rome, Jacobus in Compostella, en Tomas in Chennai (Indië). Misschien zijn er aldus ondermeer drie types christenen: romeinse, pelgrims en …Tomaschristenen.

Wat bedoelen we? Zijn wij in deze gemeenschap niet allen wat Tomaschristenen? En wel op twee wijzen, als parochiegemeenschap zoals die Tomaschristenen in Indië – maar daar kom ik straks op terug – en als universitaire, onderzoekende gemeenschap zoals Tomas die de wonden van Jezus wil onderzoeken. Zien en dan pas geloven. Maar zien we eerst naar Tomas.

  1. Tomas in het evangelie van Johannes

De zogenaamd ongelovige Tomas is voor velen in onze tijd een troostend en boeiend figuur. Zijn zogezegd ’ongeloof’ is helemaal niet iets negatiefs maar het gevolg van een diepe betrokkenheid op de figuur van Jezus. Tomas krijgt overigens meerdere keren de bijnaam ‘Tweeling’ alsof hij in die betrokkenheid gedreven op zoek is naar zijn andere helft. Dat zien we als we de drie vermeldingen over Tomas bij Johannes op een rijtje zetten: (1) wanneer Jezus (in Johannes 11) geroepen wordt om de doodzieke, zeg maar dode Lazarus op te zoeken, willen de leerlingen Jezus tegenhouden om naar Judea  te gaan want daar hebben sommige Joden Hem willen stenigen. Tomas reageert anders: ‘Laten wij ook maar gaan, dan kunnen we samen met Hem/Jezus sterven!’ (2) Tomas’ verknochtheid blijkt ook uit zijn reactie bij het Laatste Avondmaal bij de afscheidsrede (Joh 14) wanneer Jezus zegt dat Hij heen moet gaan en dat ze wel de weg kennen waar hij heen gaat. Ontsteld zegt Tomas : ‘Wij weten niet eens waar ge naartoe gaat! Laat staan, de weg daarheen…’ Waarop Jezus: ‘Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven . Alleen door Mij heb je toegang tot de Vader…’ (3) De derde vermelding is het evangelie van vandaag (Joh 20). Wanneer Jezus effectief weg is, vermoord, wil Hij het feit dat Hij toch nog zou leven, nauwelijks geloven. Hij wil Jezus zien en voelen, dat Hij het werkelijk is, hij die geleden heeft en gestorven is. Wat dan nog gebeurt ook en zijn tastend onderzoek leidt tot zijn geloofsbelijdenis: “Mijn Heer en mijn God” Dit  is in feite de uitloper van een proces bij Tomas vanaf 11 over 14 waar jezus aan Tomas zegt: ‘Alleen door Mij heeft men toegang tot  de Vader’. Tomas’ geloofsbelijdenis is het feitelijke orgelpunt van het Johannes-evangelie. Niet niks. Geen supplementje, maar de kern.

‘Mijn Heer en mijn God‘

De cirkel is rond met wat in het begin, de proloog van Johannes staat: het Woord is vleesgeworden, dwz het heeft het menselijke lot  gedeeld tot op de bodem toe, … en blijft bij nader onderzoek levende betekenis hebben. Wat betekent dit nu voor de universiteit – als plaats waar het woord vlees wordt, als plaats voor Tomas, voor Tomaschristenen?

  1. De universiteit en de tomaschristenen

De universiteit: een plaats waar onderzoekers vanuit een diepe betrokkenheid op de Mens de realiteit willen zien, de ‘vuile’ handen willen zien, met de gaten van de spijkers erin, de spijkerharde gegevens over de mens (medisch, biologisch, juridisch, politiek, economisch, historisch, psychologisch, sociologisch,  pedagogisch, ecologisch, filosofisch-theologisch, literair-exegetisch-linguistisch, et cetera…) - evidence based, vergelijkende weten-schap, … Onderzoek maar de Mens waarbij je je soms twijfelend afvraagt: wat schiet er over van geloof in de Mens, van de menselijkeid, van zijn vrijheid, van echte vooruitgang? Als blijkt hoe hij het product is van allerlei determinaties van vele aard, van historische pendelbewegingen, van vele ontnuchteringen. Kapot geanalyseerd.

En toch: Doe maar, zegt Jezus: tast maar, tast maar toe: kom met je vinger, je index / indices / indicatoren; kom met je handen vol data,  om de opening in de zijde van de Mens te voelen – de opening nochtans waarlangs de genadeslag werd gegeven…

En wees dan Tomaschristen: verbaasd dat juist deze inderdaad gekwetste mens, deze tot object gereduceerde, deze door zoveel factoren gedetermineerde  mens toch nog herrijst, meer zelfs, je juist tot diep geloof in de menselijkheid kan voeren…. Dat de mens toch nog een vrij wezen is bijvoorbeeld, … dat liefde nog iets betekent… dat er schoonheid bestaat… 

De Tomaschristen ziet in mijn opvatting althans wetenschap, onderzoek als het methodisch twijfelend maar ook even gedreven zoeken en betasten van de mens (en zijn wonden), gelovend dat men eerder dan tot cynisme en puur relativisme kan komen tot de schroomvolle uitroep ‘Mijn Heer en mijn God’. Van wonde tot verwondering. Het geloof dat dit uiteindelijk leidt tot verheerlijking van de Mens… dat mysterie dat lijden en Heer-lijkheid onlosmakelijk samengaan.

  1. Een aparte parochiegemeenschap:

Wij zijn Tomaschristenen omdat we de realiteit als universiteit willen onderzoeken. We zijn het ook misschien omdat we als parochie toch al 50 jaar een aparte gemeenschap vormen. Zoals die fameuze Tomaschristenen in Indië.

Zij hadden een eeuwenlange eigen ontwikkeling  gekend tot ze door Portugese ontdekkingsreizigers vanuit Goa werden 'ontdekt' met hun verschillen in ritus en qua voorgangers. Een ritus in het Syrisch. Een praktische organisatie die door diakens olv de aartsdiaken, allen gehuwd, werd gedaan, terwijl de bisschop en priesters zich voornamelijk toelegden op de verkondiging, zeg maar het geestelijke. Eigenlijk naar het beeld van de eerste kerkgemeenschap in de Handelingen van de Apostelen. Die levende gemeenschap werd door de Portugese kolonisten en in hun zog missionarissen, waaronder jezuïeten, tot hun verbazing in de zestiende eeuw aangetroffen. Dat contact verliep evenwel niet zonder spanningen gezien de verschillen in ritus en organisatie. Bovendien werd de bisschop niet door Rome maar door de patriarch in het Nabije Oosten aangesteld. Er volgde een zeer complexe geschiedenis met Tomaschristenen die katholiek werden en anderen die onder het patriarchaat van Antiochië bleven, en met ondermeer een latinisering van de ritus die bij het begin van Vaticanum II konterugkeren naar het syrisch. Een geschiedenis die natuurlijk vaak gebeurd is in de geschiedenis van de Kerk: de spanning tussen het lokale en het universele. Vandaag zijn Tomaschristenen in Indië bovendien sterk op academisch en opvoedingsgebied. Een soort elite, sommige ‘analisten’ gewagen zelfs van een soort kaste, die – merkwaardig voor een christengemeente- weinig geneigd is tot verkondiging buiten haar gemeenschap.

Bij dit alles moest ik aan onze in de universiteit ingebedde parochiegemeenschap denken: een levende gemeenschap, met eigen liturgie- en rituskenmerken, een eigen manier van voorgaan. Een mooi gebouw, goede organisten, mannelijke en vrouwelijke voorgangers, kinderliturgie, veel volk… toch wel apart - zoals Tomas een ‘aparte’ apostel was -  ten opzichte van de doorsnee Vlaamse parochie waarvan sommige parochianen, indien ze hier zouden komen, misschien zouden uitroepen: ‘Mijn God! Bestaat dat ook (nog) in Vlaanderen’.

Jawel, en laten we dankbaar blijven voor die eigenheid, en tegelijk onze verantwoordelijkheid naar buiten toe niet vergeten, juist vanuit onze positieve Kerkervaring. No splendid isolation.

We besluiten. Wij, Tomaschristenen. We zijn geroepen als universitas om de realiteit in al haar complexiteit en gekwetsheid te onderzoeken om tot dieper geloof in de Mens met grote M te komen.

We zijn ook geroepen om als parochiegemeenschap dankbaar te zijn voor onze eigenheid en als individu en groep steeds te zoeken naar hoe we deze rijkdom kunnen uitdragen.

‘Vrede zij met u!’

 

Geen opmerkingen: