woensdag 23 april 2014

Bij het heengaan van Zander: een paasverhaal




In de Goede Week mocht ik de homilie doen bij de begrafenis van Zander Rutten te Hamont-Lo. Hij was nog net geen21 geworden en leed aan een zware familiaal-erfelijke ziekte, Sanfilippo genoemd. Er is vele, vele jaren enorm goed voor hem gezorgd door vele mensen. Ik kende Zander en zijn familie van de Familiedagen in Godsheide.

Matteüs 11, 25-30

(Dankgebed van Jezus)

[25] In die tijd nam Jezus het woord: ‘Ik dank U, Vader, Heer van hemel en aarde, omdat U dit verborgen hebt voor wijzen en verstandigen en het onthuld hebt aan eenvoudigen. [26] Ja, Vader, zo hebt U het goedgevonden. [27] Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand kent de Zoon behalve de Vader, en niemand kent de Vader behalve de Zoon, en ieder aan wie de Zoon Hem heeft willen onthullen.

[28] Kom allen naar Mij toe die afgemat en belast zijn, en Ik zal u rust geven. [29] Neem mijn juk op en kom bij Mij in de leer, omdat Ik zachtmoedig ben en eenvoudig van hart, en u zult rust vinden voor uw ziel. [30] Want mijn juk is zacht en mijn last is licht.’

 

Beste Anita en Fons, Christien en Seppe, familie, vrienden, kennissen, lotgenoten,

We willen in deze christelijke viering het verhaal van Jezus plaatsen naast dat van Zander en zijn omgeving. Het verhaal van Jezus kan licht werpen op dat van Zander, en het verhaal van Zander kan ons het evangelie beter doen begrijpen. Ze horen samen, ze luisteren naar elkaar als het ware. Zoals God en mens naar elkaar luisteren. Immers, zoals de lezing uit de Openbaring van Johannes (eerste lezing) zei: ‘Gods woonplaats is onder de mensen, hij zal bij hen wonen.’

Dit stukje – “Ik dank U, Vader, Heer van hemel en aarde…” - staat er plots, na een goed derde van het Matteüsevangelie, een beetje pardoes tussen totaal andere teksten. Een beetje zoals Zander die met zijn persoontje en aldra met zijn ziekte pardoes in het leven van dit gezin en van andere mensen viel. Als een ‘vreemd lichaam’, ein Fremdkörper, een speling van de natuur en de genen, een soort erfzonde waar niemand schuld aan heeft.

Het wordt nochtans een dankgebed van Jezus genoemd: “Ik prijs U… “ “Ik dank u…” En deze viering, deze eucharistie is dan ook in de eerste plaats een dankgebed want hoe vreemd het ook mag klinken – zo vreemd als Zander’s ziekte – er is heel wat om dankbaar voor te zijn. Maar daarvoor moet men eenvoudig genoeg, ‘klein’genoeg zijn, of zich maken. Iets heel bijzonder, iets heel ‘bij-Zander’.

Sanfilippo is de naam van een van dokters die de ziekte in 1963 ontrafelde. Filippus is ook de naam van een van de leerlingen/apostelen van Jezus. Hij vraagt aan Jezus ‘Jezus, toon ons de Vader, dat is ons genoeg’. Waarop Jezus: ‘Ik ben al zolang bij u en gij kent Mij nog niet, Filippus? Wie Mij ziet, ziet de Vader.’ Wie mij – Jezus - ziet, ziet de vader.  Wie ziet hoe met Zander is omgegaan, ziet de Vader. Ziet het beeld van God dat wij meedragen in onze traditie. Ziet wat menswording kan betekenen. Hoe God mens wordt.

Met Zander, die graag naar de varkensstal trok, hebben ze immers iets anders gedaan dan met een te broos geboren biggetje dat niet meekan met de rest, dat teveel gaat kosten en dat de boer laat sterven.  “Neen, voor het kind dat ge krijgt, moet ge zorgen…” zei Fons. Men heeft hem als een piepkuikentje verzorgd; na de eerste klap van de diagnose heeft men zijn de klappen van zijn ongecontroleerde bewegingen meer dan verdragen, men heeft hem gedragen.

Met Zander werd heel wat geopenbaard: een genetisch defect, zeker, maar zoveel meer. Een openbaring van een stroom van liefde bijvoorbeeld: liefde gaf u duizend namen: ‘schoon menneke’, ‘de flip’, ‘sjouke’, ‘zjulleke’, maat en zoveel meer. Zander maakte moederlijke gevoelens en zachte eigenschappen los bij broer en bij zus, die hem bovendien geheimpjes kon vertellen zonder de angst dat hij ze verder zou vertellen! Een beetje zoals bij bidden tot God.

Zander betekende openbaring van de broosheid van een leven en van hoe weinig vanzelfsprekend, hoe verwonderlijk het is dat de meeste mensen normaal ontwikkeld zijn. Er is maar één ontbrekend schakeltje, een missing link nodig om een ernstige afwijking te ontwikkelen. Liever zagen we niet zo’n afwijking. En toch. De jongen met het ontbrekend schakeltje werd de schakel tussen velen. Zoals Anita zei bij het begin: “Je was de spil van ons gezin. Je was als een schakel tussen ieder van ons.” Verbinding, verbindings-teken. Zieken willen in onze maatschappij niet tot last zijn, maar ze zijn het onvermijdelijk, en dat mag. Wat de wijzen en verstandigen van de wereld een ‘lastpost’ zouden noemen, werd een ‘laspost’: iemand die anderen aaneenlast – in zekere zin op een lastige manier, maar wel heel stevig verbonden.

Wonder van verbinding: verbinding van een gezin, de bredere familie, een verpleegkundig engagement dat veel verder ging dan wat normaal moet, de solidariteit met de andere Sanfilippo-gezinnen, artsen, het KITES- team, met de Familiedagen, met zoveel andere lieve mensen… Lijden kan weliswaar mensen uiteendrijven – maar het kan mensen ook aaneensmeden, aaneenlassen, verbinden. We zijn dankbaar dat dit hier zo gegaan is. Verzameld, bijeengebracht door degene die niets meer kan en kent.

Is dat niet kerk? Want begint kerk in zijn kiem niet telkens weer met enkele mensen die zich rond een lijdende mens, een lijdend mensje verzamelen – zoals we ook deze week gedenken rond de Gekruisigde? Hoe ‘passend’ in deze ‘Goede Week’, een samenvatting ‘in miniatuur’ van Jezus’ leven, lijden en verrijzen.

In de zorg voor Zander en in datgene wat de omgeving van hem vreemd genoeg ontving, kwam verlossing tot stand. Verlossing bijvoorbeeld van dingen die niet echt belangrijk zijn: zijn broer en zus leerden relativeren op een goede manier. Verlossing van bitterheid en rancune die merkwaardig genoeg niet de overhand kregen. Verlossing van het idee dat intelligentie en lichamelijke perfectie noodzakelijke voorwaarden zijn voor een gelukkig leven. Verlossing van jezelf en je eigen zorgen door het engagement dat er altijd iemand moest zijn voor Zander: Seppe en Christien werden ‘engelbewaarder’ van Zander. Fons had elke dag het gevoel iets nuttigs gedaan te hebben.

En zo wordt de wereld doorheen dit lijden  en de manier waarop het gedragen werd en wordt, verlost van zichzelf… Want jullie hebben dit niet beleefd als een krachttoer, als iets om mee te pronken – het verste van jullie gedachten – maar in zekere zin als iets’ gewoons’: in een andere taal: een genade, een kracht die jullie al die tijd geschonken werd.Zo openbaarde zich in iets wat ramp-zalig is ook iets zaligs. Zalig de ramp-zaligen.  In het mede-lijden ontdekten jullie een zo diepe vorm van menselijkheid. Vreemd genoeg immers kan de ervaring van samen iets moeilijks te dragen, dieper gaan dan de gedeelde ervaring van een ongestoord geluk. Al zouden we dat laatste verkiezen. Het blijft immers een last maar een lichte last, een juk maar een zacht juk. Je wil het eigenlijk niet van je afgooien. Hoe moeilijk was het, Anita, Zander uiteindelijk los te laten. Maar hoe kan je je kind, je broer ooit loslaten? Is dat geen onzin? Liever zou ik willen zeggen: probeer hem anders vast te houden.

Zijn hemel-vaart zal een leegte laten. Leegte doordat hij er niet meer is zoals hij was. Leegte allicht ook door alles wat Zander had kunnen zijn zonder dat defect: welk karakter zou eruit gekomen zijn? Leegte van de broer die nooit helemaal volwassen is kunnen komen… Indien… hoe zou hij dan geweest zijn? Leegte echter ook die nog meer zal openbaren wat al die jaren gegroeid is. Leegte waaruit een bron van verwondering en dankbaarheid kan opwellen.

Tien dagen geleden hebben we met het gezin Zander samen de handen opgelegd en hem gezalfd in het sacrament van de zieken bij het einde van zijn korte leven. Net geen 21. Symbolisch als het ware: nooit volwassen geworden. Dezelfde gebaren als bij zijn doopsel aan het begin.  Handenoplegging en zalving: krachtige symbolen waarin de vele handen en vele zorg samen-gebald worden. De herinnering aan dit niet vanzelfsprekende, maar misschien daardoor juist van Godsprekende leven van Zander moge jullie nu als het ware zalven en de handen opleggen.

 

Marc Desmet

--------------------------------------------------------------------

Op het kerkhof

We vertrouwen Zander nu toe aan het vierde van de elementen: op zijn kamertje bleef hij nog vier dagen aan de lucht - vuur was er onder de vorm van wierook – water bij de besprenkeling – nu vertrouwen we hem toe aan Moeder Aarde.


In het fictieve boekje Oscar en Oma Rozerood schrijft het kind Oscar dat gaat sterven, brieven naar God. Op het einde staat er : ‘De laatste drie dagen had Oscar een bordje op zijn nachtkastje neergezet. ‘Ik geloof, zegt oma Rozerood, dat het voor jou, God, was. Hij had erop geschreven: ‘Alleen God mag mij wekken.’ Wat een leuke en tegelijk zo diepe manier om over verrijzenis te schrijven. Simpel als een kinderleven. Zo passend bij Zander die meer en meer sliep. Zo passend in deze Goede Week. Alleen God mag/kan Zander nu nog wekken. Hij moge ieder helpen om op-gewekt verder te leven.

Geen opmerkingen: