In de Goede Week mocht ik de homilie doen bij de begrafenis van Zander Rutten te Hamont-Lo. Hij was nog net geen21 geworden en leed aan een zware familiaal-erfelijke ziekte, Sanfilippo genoemd. Er is vele, vele jaren enorm goed voor hem gezorgd door vele mensen. Ik kende Zander en zijn familie van de Familiedagen in Godsheide.
Matteüs 11,
25-30
(Dankgebed
van Jezus)
[25] In die tijd nam Jezus het woord: ‘Ik dank U, Vader, Heer
van hemel en aarde, omdat U dit verborgen hebt voor wijzen en verstandigen en
het onthuld hebt aan eenvoudigen. [26] Ja, Vader, zo hebt U het goedgevonden. [27] Alles is Mij door mijn Vader in handen gegeven. Niemand
kent de Zoon behalve de Vader, en niemand kent de Vader behalve de Zoon, en
ieder aan wie de Zoon Hem heeft willen onthullen.
[28] Kom allen naar Mij toe die afgemat en belast zijn, en Ik
zal u rust geven. [29] Neem mijn juk op en kom bij Mij in de leer, omdat Ik
zachtmoedig ben en eenvoudig van hart, en u zult rust vinden voor uw ziel. [30] Want mijn juk is zacht en mijn last is licht.’
Beste Anita en Fons, Christien en Seppe, familie,
vrienden, kennissen, lotgenoten,
We willen in deze christelijke viering het verhaal van
Jezus plaatsen naast dat van Zander en zijn omgeving. Het verhaal van Jezus kan
licht werpen op dat van Zander, en het verhaal van Zander kan ons het evangelie
beter doen begrijpen. Ze horen samen,
ze luisteren naar elkaar als het ware. Zoals God en mens naar elkaar luisteren.
Immers, zoals de lezing uit de Openbaring van Johannes (eerste lezing) zei:
‘Gods woonplaats is onder de mensen, hij zal bij hen wonen.’
Dit stukje – “Ik dank U, Vader, Heer van hemel en aarde…”
- staat er plots, na een goed derde van het Matteüsevangelie, een beetje
pardoes tussen totaal andere teksten. Een beetje zoals Zander die met zijn
persoontje en aldra met zijn ziekte pardoes in het leven van dit gezin en van
andere mensen viel. Als een ‘vreemd lichaam’, ein Fremdkörper, een speling van de natuur en de genen, een soort
erfzonde waar niemand schuld aan heeft.
Het wordt nochtans een dankgebed van Jezus genoemd: “Ik
prijs U… “ “Ik dank u…” En deze viering, deze eucharistie is dan ook in de
eerste plaats een dankgebed want hoe vreemd het ook mag klinken – zo vreemd als
Zander’s ziekte – er is heel wat om dankbaar voor te zijn. Maar daarvoor moet
men eenvoudig genoeg, ‘klein’genoeg zijn, of zich maken. Iets heel bijzonder,
iets heel ‘bij-Zander’.
Sanfilippo is
de naam van een van dokters die de ziekte in 1963 ontrafelde. Filippus is ook de naam van een van de
leerlingen/apostelen van Jezus. Hij vraagt aan Jezus ‘Jezus, toon ons de Vader,
dat is ons genoeg’. Waarop Jezus: ‘Ik ben al zolang bij u en gij kent Mij nog
niet, Filippus? Wie Mij ziet, ziet de
Vader.’ Wie mij – Jezus - ziet, ziet de vader. Wie ziet hoe met Zander is omgegaan, ziet de
Vader. Ziet het beeld van God dat wij meedragen in onze traditie. Ziet wat
menswording kan betekenen. Hoe God mens wordt.
Met Zander, die graag naar de varkensstal trok, hebben ze
immers iets anders gedaan dan met een te broos geboren biggetje dat niet meekan
met de rest, dat teveel gaat kosten en dat de boer laat sterven. “Neen, voor het kind dat ge krijgt, moet ge
zorgen…” zei Fons. Men heeft hem als een piepkuikentje verzorgd; na de eerste klap
van de diagnose heeft men zijn de klappen van zijn ongecontroleerde bewegingen meer
dan verdragen, men heeft hem gedragen.
Met Zander werd heel wat geopenbaard: een genetisch
defect, zeker, maar zoveel meer. Een openbaring
van een stroom van liefde bijvoorbeeld: liefde gaf u duizend namen: ‘schoon
menneke’, ‘de flip’, ‘sjouke’, ‘zjulleke’, maat en zoveel meer. Zander maakte
moederlijke gevoelens en zachte eigenschappen los bij broer en bij zus, die hem
bovendien geheimpjes kon vertellen zonder de angst dat hij ze verder zou vertellen!
Een beetje zoals bij bidden tot God.
Zander
betekende openbaring van de broosheid van een leven en van hoe
weinig vanzelfsprekend, hoe verwonderlijk het is dat de meeste mensen normaal
ontwikkeld zijn. Er is maar één ontbrekend schakeltje, een missing link nodig
om een ernstige afwijking te ontwikkelen. Liever zagen we niet zo’n afwijking.
En toch. De jongen met het ontbrekend
schakeltje werd de schakel tussen velen. Zoals Anita zei bij het begin: “Je was de spil van ons gezin. Je was als
een schakel tussen ieder van ons.” Verbinding, verbindings-teken. Zieken
willen in onze maatschappij niet tot last zijn, maar ze zijn het
onvermijdelijk, en dat mag. Wat de wijzen en verstandigen van de wereld een
‘lastpost’ zouden noemen, werd een ‘laspost’: iemand die anderen aaneenlast –
in zekere zin op een lastige manier, maar wel heel stevig verbonden.
Wonder van verbinding:
verbinding van een gezin, de bredere familie, een verpleegkundig engagement dat
veel verder ging dan wat normaal moet, de solidariteit met de andere
Sanfilippo-gezinnen, artsen, het KITES- team, met de Familiedagen, met zoveel
andere lieve mensen… Lijden kan weliswaar mensen uiteendrijven – maar het kan
mensen ook aaneensmeden, aaneenlassen, verbinden. We zijn dankbaar dat dit hier
zo gegaan is. Verzameld, bijeengebracht door degene die niets meer kan en kent.
Is
dat niet kerk? Want begint kerk in zijn kiem niet telkens
weer met enkele mensen die zich rond een lijdende mens, een lijdend mensje
verzamelen – zoals we ook deze week gedenken rond de Gekruisigde? Hoe ‘passend’
in deze ‘Goede Week’, een samenvatting ‘in miniatuur’ van Jezus’ leven, lijden
en verrijzen.
In de zorg voor Zander en in datgene wat de omgeving van
hem vreemd genoeg ontving, kwam verlossing
tot stand. Verlossing bijvoorbeeld van dingen
die niet echt belangrijk zijn: zijn broer en zus leerden relativeren op een
goede manier. Verlossing van bitterheid
en rancune die merkwaardig genoeg niet de overhand kregen. Verlossing van het idee dat intelligentie en lichamelijke
perfectie noodzakelijke voorwaarden zijn voor een gelukkig leven. Verlossing van jezelf en je eigen zorgen
door het engagement dat er altijd iemand moest zijn voor Zander: Seppe en
Christien werden ‘engelbewaarder’ van Zander. Fons had elke dag het gevoel iets
nuttigs gedaan te hebben.
En zo wordt de wereld doorheen dit lijden en de manier waarop het gedragen werd en
wordt, verlost van zichzelf… Want jullie
hebben dit niet beleefd als een krachttoer, als iets om mee te pronken – het
verste van jullie gedachten – maar in zekere zin als iets’ gewoons’: in een
andere taal: een genade, een kracht die jullie al die tijd geschonken werd.Zo
openbaarde zich in iets wat ramp-zalig is ook iets zaligs. Zalig de
ramp-zaligen. In het mede-lijden
ontdekten jullie een zo diepe vorm van menselijkheid. Vreemd genoeg immers kan
de ervaring van samen iets moeilijks te dragen, dieper gaan dan de gedeelde
ervaring van een ongestoord geluk. Al zouden we dat laatste verkiezen. Het
blijft immers een last maar een lichte
last, een juk maar een zacht juk. Je wil het eigenlijk niet van je
afgooien. Hoe moeilijk was het, Anita, Zander uiteindelijk los te laten. Maar
hoe kan je je kind, je broer ooit loslaten? Is dat geen onzin? Liever zou ik
willen zeggen: probeer hem anders vast
te houden.
Zijn
hemel-vaart zal een leegte laten. Leegte doordat hij er niet
meer is zoals hij was. Leegte allicht ook door alles wat Zander had kunnen zijn
zonder dat defect: welk karakter zou eruit gekomen zijn? Leegte van de broer
die nooit helemaal volwassen is kunnen komen… Indien… hoe zou hij dan geweest
zijn? Leegte echter ook die nog meer zal openbaren wat al die jaren gegroeid
is. Leegte waaruit een bron van verwondering en dankbaarheid kan opwellen.
Tien dagen geleden hebben we met het gezin Zander samen de
handen opgelegd en hem gezalfd in het sacrament
van de zieken bij het einde van zijn korte leven. Net geen 21. Symbolisch
als het ware: nooit volwassen geworden. Dezelfde
gebaren als bij zijn doopsel aan het begin.
Handenoplegging en zalving: krachtige symbolen waarin de vele handen en
vele zorg samen-gebald worden. De herinnering
aan dit niet vanzelfsprekende, maar misschien daardoor juist van Godsprekende
leven van Zander moge jullie nu als het
ware zalven en de handen opleggen.
Marc Desmet
--------------------------------------------------------------------
Op
het kerkhof
We vertrouwen Zander nu toe aan het vierde van
de elementen: op zijn kamertje bleef hij nog vier dagen aan de lucht - vuur was er onder de vorm van wierook – water bij de besprenkeling – nu vertrouwen we hem toe aan Moeder Aarde.
In het fictieve boekje Oscar en Oma Rozerood schrijft het
kind Oscar dat gaat sterven, brieven naar God. Op het einde staat er : ‘De
laatste drie dagen had Oscar een bordje op zijn nachtkastje neergezet. ‘Ik
geloof, zegt oma Rozerood, dat het voor jou, God, was. Hij had erop geschreven:
‘Alleen
God mag mij wekken.’ Wat een leuke en tegelijk zo diepe manier om over
verrijzenis te schrijven. Simpel als een kinderleven. Zo passend bij Zander die
meer en meer sliep. Zo passend in deze Goede Week. Alleen God mag/kan Zander nu
nog wekken. Hij moge ieder helpen om op-gewekt verder te leven.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten