HOMILIE gegeven op 20 juli 2016 tijdens de Geestelijke Oefeningen te Drongen:
[1] Weer begon Hij aan het meer onderricht te geven. En er stroomde zo’n grote menigte bij Hem samen, dat Hij in een boot ging zitten op het water, terwijl al het volk langs het meer op de kant stond. [2] Hij gaf hun uitvoerig onderricht door middel van gelijkenissen. Hij zei: [3] ‘Luister! Een zaaier ging het land op om te zaaien. [4] Bij het zaaien viel er een deel op het pad, en de vogels kwamen het opeten. [5] Een ander deel viel op de rotsgrond, waar het niet veel aarde had, en het kwam meteen op, doordat het geen diepe grond had. [6] Toen de zon opkwam, verschroeide het, en doordat het geen wortel had, verdorde het. [7] Weer een ander deel viel tussen de distels, en de distels schoten op en verstikten het, en het leverde geen vrucht op. [8] De rest viel in goede aarde; het kwam op, groeide uit, en het leverde vrucht op; de opbrengst was dertig-, zestig-, ja honderdvoudig.’ [9] Hij zei: ‘Wie oren heeft om te horen, moet horen.’
[1] Weer begon Hij aan het meer onderricht te geven. En er stroomde zo’n grote menigte bij Hem samen, dat Hij in een boot ging zitten op het water, terwijl al het volk langs het meer op de kant stond. [2] Hij gaf hun uitvoerig onderricht door middel van gelijkenissen. Hij zei: [3] ‘Luister! Een zaaier ging het land op om te zaaien. [4] Bij het zaaien viel er een deel op het pad, en de vogels kwamen het opeten. [5] Een ander deel viel op de rotsgrond, waar het niet veel aarde had, en het kwam meteen op, doordat het geen diepe grond had. [6] Toen de zon opkwam, verschroeide het, en doordat het geen wortel had, verdorde het. [7] Weer een ander deel viel tussen de distels, en de distels schoten op en verstikten het, en het leverde geen vrucht op. [8] De rest viel in goede aarde; het kwam op, groeide uit, en het leverde vrucht op; de opbrengst was dertig-, zestig-, ja honderdvoudig.’ [9] Hij zei: ‘Wie oren heeft om te horen, moet horen.’
De zeeschildpadden van Zakynthos
In de maand
april heb ik iets gedaan wat ik sinds mensenheugenis niet meer gedaan had: een
week vakantie genomen, en wel op het Griekse eiland Zakynthos. Ik ging er samen
met mijn medebroeder en huisgenoot Jacques naartoe. Wat ik onder andere onthoud
waren de baaien waarin ik gezwommen heb en de caretta-caretta reuze-zeeschildpadden
(een meter lang) die daar soms ook in zwemmen.
‘Iedere
zomer, vanaf half mei tot eind augustus, komen honderden vrouwtjesschildpadden
hun eieren leggen. Het gekke van het verhaal is dat al deze 'vrouwtjes' terugkomen naar de plek waar ze
ongeveer 26 jaar daarvoor geboren zijn, om de eieren te leggen! Dat is iets wat
je als mens haast niet kunt bevatten, want hoe weten zij zo precies waar zij
geboren zijn?! Elke vrouwtjesschildpad keert op een nacht terug en legt
ongeveer honderdtwintig eieren. Een paar weken later doet ze het nog eens. Deze
eieren worden door de schildpadden in het zand begraven waar ze zestig dagen
blijven liggen, onder de warmte van de zon, voor ze uitkomen.
(Deze kleine
schildpadden moeten nu zelf zien te overleven, en op eigen kracht de zee zien
te bereiken. Dit is van levensbelang, want ze trainen zo hun spieren en de
longen beginnen dan te werken. Iemand die denkt te helpen door het kleine
schildpadje zelf naar de zee zelf te brengen, helpt juist niet, in tegendeel,
hij zorgt voor de vroege dood van de kleintjes.)
Van de
duizend uitgekomen eieren, komt er maar 1 schildpad na 26 jaar terug om eieren
te leggen…’ Wat een overvloed, wat een verspilling in de schepping…
En zo zijn
er enorm veel gevallen in de natuur: de aarde stelt op zich bijna niets voor in
het universum, wat zeg ik in al die universa – naar men zegt. Je kan je het
niet voorstellen. Ook ons menselijk lichaam heeft zijn overvloeden: organen
hebben vaak een enorme reserve aan cellen…
De zaaier van het zaad
Daar moest
ik aan denken bij dit evangelie van de zaaier, dat ons ook naar de oever van
water brengt. Jezus spreekt in
gelijkenissen over het Rijk Gods en over God vanuit een bootje.
We kennen de
gelijkenis van de zaaier en het zaad. Misschien zijn we geneigd om elke van die
categorieën in ons leven te kunnen terugvinden: waar zie ik in mij dat stuk weg
of ondiepe grond, waar de distels, waar de goede grond in mij en de al dan niet
vele vruchten?
Maar(, dacht
ik deze keer,) hoe zou het nog zijn met de zaaier (die we niet meer zien als alles
opschiet of niet opschiet)?
Hij zaait
overvloedig. Niet efficiënt als je het vanuit modern management bekijkt. De
zaaier is genereus, lijkt zich niet teveel zorgen te maken over het zaad dat valt
op minder gunstige plekken.
Misschien zijn
we dankbaar geworden voor de vruchten in ons leven. Maar misschien zijn we ook gevoelig
geworden voor het gebaar, de steeds herhaalde gebaren van de zaaier? Voor zijn
onvoorstelbaar gevarieerde zaaiactiviteit in elk van de mensen hier? Voor zijn
aanhoudend werk (‘God gedraagt zich als iemand die zwoegt in de schepping’ zegt
de Contemplatio ad amorem?
Het Rijk
Gods ontstaat uit een kijk op de wereld (wereldbeeld) die niets vanzelfsprekend
vindt, en alles van-God-sprekend: sprekend van God de Zaaier, de kwistige
Zaaier, die zelf als het ware achter de opschietende vruchten uit het zicht
verdwijnt. Maar van wie ik misschien de spreker, de luid-spreker wordt, moet
worden.
Jezus heeft
vanuit zijn Abba-ervaring dergelijk beeld van een genereuze God-zaaier voor
ogen. Hij verspreidt dat beeld met zijn woord, zijn gelijkenissen die daden
worden wanneer hij zelf zaad wordt dat gaat sterven. Wat een verspilling, wat
een overvloed zoals in het gebaar van de vrouw die een kruikje nardusbalsem
over Hem uitgiet. Maar wat een vruchten ook.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten