Lucas 1,1-4; 4,14-21.
[1] Nadat reeds velen zich tot taak hebben
gesteld om een verslag te schrijven over de gebeurtenissen die zich in ons
midden hebben voltrokken, [2] en die ons zijn overgeleverd door
degenen die vanaf het begin ooggetuigen zijn geweest en dienaren van het Woord
zijn geworden, [3] leek het ook mij goed om alles van de
aanvang af nauwkeurig na te gaan en deze gebeurtenissen in ordelijke vorm voor
u, hooggeachte Theofilus, op schrift te stellen, [4] om u te overtuigen van de
betrouwbaarheid van de zaken waarin u onderricht bent
Optreden van Jezus in Nazaret
[14] Jezus keerde, gesterkt door de Geest, terug naar Galilea. Het nieuws over hem verspreidde zich in de hele streek. [15] Hij gaf onderricht in de synagogen en werd door allen geprezen. [16] Hij kwam ook in Nazaret, waar hij was opgegroeid, en volgens zijn gewoonte ging hij op sabbat naar de synagoge. Toen hij opstond om voor te lezen, [17] werd hem de boekrol van de profeet Jesaja overhandigd, en hij rolde hem af tot de plaats waar geschreven staat:
[14] Jezus keerde, gesterkt door de Geest, terug naar Galilea. Het nieuws over hem verspreidde zich in de hele streek. [15] Hij gaf onderricht in de synagogen en werd door allen geprezen. [16] Hij kwam ook in Nazaret, waar hij was opgegroeid, en volgens zijn gewoonte ging hij op sabbat naar de synagoge. Toen hij opstond om voor te lezen, [17] werd hem de boekrol van de profeet Jesaja overhandigd, en hij rolde hem af tot de plaats waar geschreven staat:
‘De
Geest van de Heer rust op mij,
want hij heeft mij gezalfd. Om aan armen het goede nieuws te brengen heeft hij mij gezonden, om aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden het herstel van hun zicht, om onderdrukten hun vrijheid te geven, |
||
om een
genadejaar van de Heer uit te roepen.’
|
[20] Hij rolde de boekrol op, gaf hem terug aan de dienaar en ging weer zitten; de ogen van alle aanwezigen in de synagoge waren op hem gericht. [21] Hij zei tegen hen: ‘Vandaag hebben jullie deze schrifttekst in vervulling horen gaan.’
Beste
‘teo-fili’, vrienden van God,
De liturgist
heeft een wat eigenaardig evangelie samengesteld voor deze zondag. Het bestaat
uit twee stukjes waar drie hoofdstukken tussen zitten. Het evangelie begint
vandaag met verzen 1 tot 4 van het eerste hoofdstuk, gevolgd door verzen 14 tot
21 uit het vierde hoofdstuk. Tussenin: het kindsheidsevangelie, het optreden
van Johannes de Doper, evenals Jezus’ grote retraite in de woestijn en zijn
eerste optredens in Galilea buiten Nazaret over om zich uiteindelijk te richten
op Jezus’ optreden in Nazaret dat we hoorden.
Die eerste
vier verzen zijn een soort voorwoord of verantwoording van de schrijver - zoals
we die niet zien bij de drie andere evangelisten. We hoorden dus die
verantwoording en vervolgens Jezus’ optreden in Nazaret. De liturgist doet dit
niet toevallig: hij geeft aan dat we in het C-jaar vanaf nu vooral Lucas zullen volgen. Maar daarmee richt hij ook
onze, in elk geval mijn, aandacht op het perspectief van dat evangelie. Daar
wil ik wat bij stilstaan.
Lucas richt
zich tot een zekere Teofilus – ons onbekend, maar niet toevallig betekent die
naam ‘vriend(in) van God’ – en zijn wij dat niet? Hij zegt dat velen reeds
getracht hebben de gebeurtenissen te vertellen die gebeurd zijn. Lucas zegt dat
ook hij besloot ‘voor u een ordelijk verslag te schrijven, met
de bedoeling u te doen zien, hoe betrouwbaar de leer is waarin gij onderwezen
zijt.’ Dat is zijn bedoeling: een ordelijk verslag. Moeten we daar een
chronologisch historisch precies verslag onder verstaan, zoals een verslag van
een vergadering? Deden anderen dat niet nauwkeurig genoeg? Veeleer zal blijken
dat Lucas een literaire constructie maakt, een eigen perspectief ontwikkelt,
het bestaande literair materiaal op zijn manier herschikt en aanvult. Hij
schrijft geschiedenis, maar ook blijde boodschap. En zo wil hij ons de
betrouwbaarheid van de leer doen inzien.
Inderdaad,
zijn constructie is betrouwbaar. Er zit structuur, lijn, perspectief in. Maar
welk perspectief? Dat van iemand die Jezus niet persoonlijk heeft gekend, enkel
‘van horen zeggen van iemand die het heeft zien doen’, iemand die Paulus’
reisgezel was, iemand die daarover een ander ons bekend boek schreef, de
Handelingen, iemand die de verwoesting van Jeruzalem in 70 na Christus kent, en
volgens de traditie ook een arts.
Laten we
naar de passage in Nazaret kijken en Lucas’ perspectief en ordenend principe
proberen te bespeuren.
Lucas geeft het Nazaret-verhaal een
prominente plaats
Vooreerst
valt op dat Lucas het verhaal van de terugkomst van Jezus als rabbi in Nazaret
een letterlijk en figuurlijk prominente plaats geeft. Het komt vooraan in het publieke optreden van
Jezus. Bij Matteüs daarentegen komt het Nazaret-verhaal midden in zijn
evangelie, aan het einde van de parabelrede. Bij Marcus komt het ‘ongelovige
Nazaret’ pas in het zesde hoofdstuk (dus na ongeveer een derde) als er al heel
wat expliciete wonderhalen aan bod zijn gekomen.
Bij Lucas
dus vooraan. Bovendien werkt hij het verhaal uit en vergroot de contrasten. Marcus en Matteüs zullen enkel vermelden dat
Jezus ‘daar niet veel wonderen kon verrichten’. Dat valt nog mee ten opzichte
van wat we volgende week bij Lucas bij
het vervolg horen: na aanvankelijk applaus proberen ze om Hem in een
afgrond te storten. Lucas zet eigenlijk de verwerping van de profeet door de eigen
stad en het succes daarbuiten in de verf.
Jesaja’s citaat: programma en
verwijzing naar het nieuwe Jeruzalem
Bovendien
laat Lucas Jezus een boekenrol openen en een citaat uit Jesaja vinden en voorlezen.
Nergens elders bij de evangelisten staat dit citaat vermeld. Men noemde dat in de exegese Lucas’ Sondergut.
Men verwees daar mee niet naar zijn “Lucas’ ondergoed” maar naar zinnen
die enkel bij Lucas voorkomen: Sondergut
von Lukas - zo was exegese toch ook
een beetje leuk…
Maar
terzake: wat doet dit citaat hier? Vooreerst kan je zeggen dat Jezus, terwijl
Hij de boekenrol van Jesaja openrolt, hier ook zijn programma ‘uitrolt’ zoals
het tegenwoordig heet.
(1)
De Geest des Heren is over mij
gekomen omdat Hij mij gezalfd heeft….
(2)
Hij heeft mij gezonden om aan armen
de Blijde Boodschap te brengen - Aan
gevangenen hun vrijlating bekend te maken En aan blinden, dat zij zullen zien: Om
verdrukten te laten gaan in vrijheid
(3)
Om een genadejaar af te kondigen van
de Heer:
Bij de arts Lucas
zijn de armen, gevangenen, blinden letterlijke, concrete mensen. Bovendien is
Lucas’ evangelie zoals dit citaat doordrongen van barmhartigheid; denk aan het
fameuze hoofdstuk 15 met de ‘verloren zoon’… en het verhaal van Zacheüs in Lc
19 – allemaal Lucas’ Sondergut.… Dat
Jesaja-citaat klinkt dan ook anders, meer menselijk en minder strak/streng, dan
het citaat dat in de mond van Johannes de Doper in het voorafgaand hoofdstuk,
uit Jesaja 40: ‘Een stem van iemand die roept in de woestijn: Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht Elk dal moet gevuld, elke berg of heuvel
geslecht worden; De kronkelpaden
moeten recht, De ruwe wegen effen
worden..’ Dat strenge valt helemaal
weg bij Jezus.
En dan volgt
de verrassende, uiterst korte commentaar van Jezus: “Het Schriftwoord dat gij zojuist
gehoord hebt is thans in vervulling gegaan.” Hoezo?Het klinkt pretentieus als we het zo uit Jezus’ mond horen. Maar misschien moeten we dit veeleer horen als een vertolking van het perspectief van Lucas die opnieuw de enige is die Jezus deze commentaar laat geven. Lucas was weliswaar geen getuige van Jezus maar wel van de Handelingen van de apostelen die in zekere zin – zoals een exegeet me leerde – de Handelingen van Jezus zijn. Hij is getuige geweest van de ongelooflijk snelle verspreiding van de christengemeenten gedurende de eerste eeuw: buiten Nazaret, buiten Jeruzalem en Palestina, in klein-Azië, naar Griekenland en Rome toe. In die christengemeenten is Jesaja’s Schriftwoord als het ware in vervulling gegaan, heeft Lucas op zijn reizen vastgesteld.
En er is
meer. Niet toevallig allicht komt het Jesaja-citaat uit het laatste, derde deel
van Jesaja, met name hoofdstuk 60-61. Welnu, hoofdstuk 60 handelt over het
Nieuwe Jeruzalem – bijvoorbeeld: vreemdelingen zullen je muren herbouwen….
Dan volgen de woorden van de profetie die hernomen wordt door Lucas: De geest
van de Heer rust op mij… om aan armen het goede nieuws te brengen…’ En enkele
verzen verder staat weer: ‘Wat eertijds vernield is, zullen zij heropbouwen, de
lang verlaten streken weer bevolken.’ Het Jesaja-citaat voert ons naar Jeruzalem.
Jeruzalem als structurerend, ordenend ‘principe’
Jeruzalem,
zijn vernietiging waarvan Lucas weet had en het ‘nieuwe Jeruzalem’ zijn – meer
dan bij de andere evangelisten – wat zijn ‘ordelijk verslag’ structureert. Immers, zijn kindsheidsevangelie eindigt met het verhaal van de twaalfjarige Jezus in Jeruzalem, waar Hij moest zijn ‘in het huis van zijn Vader’. En Lucas’ groot evangelieverhaal eindigt (na hemelvaart in Betanië) – anders dan bij de andere evangelisten - met leerlingen die naar Jeruzalem terugkeren, zoals de Emmaüsgangers zich ook naar Jeruzalem terughaasten. Vervolgens beginnen de Handelingen in Jeruzalem vanwaar men de hele wereld zal intrekken naar het ‘nieuwe Jeruzalem’.
De motor: verwerping in eigen land,
verspreiding elders
De motor van
het gebeuren lijkt paradoxaal genoeg de verwerping door het eigen volk te zijn.Jezus krijgt eerst instemming en applaus in Nazaret maar aldra proberen ze hem te vermoorden. Het is in miniatuur wat in Jeruzalem gebeurt: halleluja bij Palmzondag, lijden en dood wat later.
In Paulus,
Lucas’ gezel waarover de Handelingen grotendeels gaan, zien we dan de
omgekeerde beweging: verwerping van Jezus en vervolgens verkondiging van
Christus, en wel naar de hele heidense wereld toe.
De vraag is: waar zien we deze Lucas-dynamiek van
verwerping en verspreiding van de goede boodschap in onze maatschappij, in onze
kerk, in ons eigen leven? Een heel programma voor een heel liturgisch jaar….
Geen opmerkingen:
Een reactie posten