Een vastenhomilie
Eerste lezing : Jeremia 31,31-34
Evangelie : Johannes 12,20-33
Als ik de betekenis van de twee lezingen van vandaag probeer samen te
vatten in een notedop, in een graankorrel, zou het klinken als: de eerste
lezing zegt dat de mens is bedoeld voor verbondenheid en, als het goed zit,
schuilt in die verbondenheid een groei naar zelfstandigheid van twee partners
die vrijmoedig met elkaar omgaan – Jezus leert in het twaalfde hoofdstuk van
Johannes dat die vrijmoedigheid op bepaalde momenten moed vergt, de moed om
door eenzaamheid te gaan.
Als het ware de groei van kind naar volwassene, al doet het pijn dat
juist die mogelijkheid soms brutaal wegvalt. In de eerste lezing klinkt het dat
het geen verbond meer is ‘zoals Ik met hun voorvadren gesloten heb,
toen ik hen bij de hand heb genomen om hen uit Egypte te leiden’. Groei van
een volk dat als een kind ‘bij de hand wordt genomen’ Een volk dat zich daarbij
soms gedraagt als een recalcitrante onderdaan, een ‘nukkig kind’ tegenover zijn
meester : ‘Want dat verbond hebben
zij verbroken, ofschoon ik hun meester was’.
Maar er ontstaat een nieuw verbond, een nieuwe relatie : ‘Ik
leg mijn wet in hun binnenste, Ik grif ze in hun hart.’ Hoe hoor ik die
zin ? Zij zullen met mij omgaan – dat is een belofte, een visioen, de hoop
en intuïtie van Jeremia over hoe God en mens met elkaar omgaan – niet meer
omdat het opgelegd wordt, omdat iemand hen daartoe als het ware vanbuitenuit dwingt,
zij het dan nog voor hun goed – zoals men een kind dwingt om zijn/haar goed –
maar omdat zij het echt vanuit henzelf willen. De echte auto-nomie : de
wet in het zelf. Er zijn geen
tussenschakels meer zoals bijvoorbeeld een externe wet, de tien geboden, de
catechismus. Geen wet die we ‘van buiten’ kennen, maar ‘van binnen’. Echte
partners : ik en jij : zo hoor ik ‘Ik
zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn’. En op die wijze
komen we dichter bij wie God werkelijk is : ‘Dan hoeft niemand een ander nog voor te houden : Leer de Heer
kennen. Want iedereen, groot en klein, kent mij dan.’
Die groei houdt wel in dat er bepaalde punten, momenten
komen waarop men een stap verder gaat, bepaalde dingen dus achter zich laat. En
dat vereist ook moed, men moet dus ook vrij
moedig - nu in twee woorden - zijn
of worden. Het veronderstelt dat men door
eenzaamheid gaat. En dat brengt ons bij het thema van het ‘vasten’ in elk
van onze levens, en bij Jezus.
De evolutie wordt gemarkeerd, geritmeerd door bepaalde overgangsmomenten, speciale tijden en dat klinkt in
de lezingen: zo begon de eerste lezing : ‘Er komt een tijd (dat ik met
Israël een nieuw verbond sluit)…’ Er komt een tijd dat we tot een meer
volwassen verbond-relatie komen. In het evangelie van Johannes klinkt het thema
van een bepaald overgangsmoment, van een rijp tijdstip als: ‘Het uur is gekomen, (dat
de Mensenzoon verheerlijkt wordt)’(Joh 12,23).
Jezus
herneemt de geschiedenis van zijn volk in zijn persoon, en gaat ons voor in die
groei, maakt die beloftevolle intuïtie van Jeremia waar, en op een bepaald
moment, bepaalde momenten in ons leven is ons
uur gekomen.
De
passage vormt een scharnier tussen
enerzijds de Zalving in Betanië en de intocht in Jeruzalem (‘Palmzondag’) en
anderzijds het Laatste Avondmaal dat begint met de bekende woorden :
Jezus die wist dat zijn uur gekomen
was…. De passage komt dus tussen enerzijds de intieme vertroosting door een
vrouw en het publieke succes en de hoop bij het volk, en anderzijds het
beslissend conflict met het politiek-religieus establishment, het instituut.
Enkele
Grieken willen met Jezus spreken - we weten het ondertussen, als er grieken
verschijnen, is het ‘krisis’ (woord dat effectief verschijnt in de
zin: ‘nu heeft een oordeel – in het grieks : ‘krisis’ ! - over de
wereld plaats’). Filippus komt dit zeggen aan Jezus, maar deze gaat niet
rechtstreeks op dit verzoek in. Hij onderbreekt de gewone gang van zaken, zijn
normale manier van doen – mensen ontvangen, naar hen luisteren etc – want Hij voelt
dat Hij een stap verder moet.
‘Ik zeg u : als de graankorrel niet in de aarde valt en sterft,
blijft hij alleen’
Een
uitspraak die in deze dagen kan vals klinken indien we het sterven hier zouden begrijpen
als een ongeluk, een noodlot dat mensen overkomt en niet als de consequentie
van een keuze. In dat laatste geval kan de uitspraak ons verrassen én
inspireren, niet zozeer omwille van dat sterven van de graankorrel dat ons
bekend is, maar omwille van ‘(anders)
blijft hij alleen’. Als we de oude manier van omgaan met elkaar steeds
blijven herhalen, blijven we alleen – dan zetten we geen stappen vooruit meer,
maar be-gaan we enkel misstappen. Om tot een meer levengevende relatie, een
‘nieuw verbond’ te geraken, moeten we bepaalde vormen – de graankorrelvorm –
laten sterven.
Dan
volgt die merkwaardige, vaak onbekende passage uit Johannes 12 waarin Jezus een
‘interne toespraak’ houdt die spreekt van een bepaalde volwassenheid: ‘Nu
is mijn ziel ontroerd. Wat moet ik zeggen ? Vader, red Mij uit dit
uur ?... Maar daarom juist ben Ik tot dit uur (uur van groei, van stap
zetten) gekomen…’
Dat
houdt in dat we ons voorhouden
(a) dat we meer zijn dan onze
gevoelens : dat er ook zoiets als kracht/wilskracht/groeikracht in ons
leeft
(b) dat we daar beroep op kunnen doen
in ons, dat we - zoals we dat zeggen – krachten
in ons kunnen ‘aanspreken’, onszelf kunnen ahw toespreken
(c) dat groei op een bepaald moment ook betekent : niet meer zomaar altijd
zeggen tot de ander : ‘Help mij, gij
moet mij helpen…’. ‘Red mij, verlos
mij…’ Jezus
beseft dat Hij, op dit moment van angst voor wat zal komen - soms erger dan wat
feitelijk gebeurt - niet zomaar meer moet zeggen tot de Vader: leid mij bij de
kinderhand uit dit moeilijk moment. Hij is een volwassen kind geworden. Hij
laat de Vader komen wanneer de Vader dat wil en kan. Hij gaat de weg van de
graankorrel, ‘t is te zeggen, de weg van de volwassen mens die om tot werkelijk
leven, dwz werkelijke verbinding te komen ook door een stuk eenzaamheid gaat.
Na die
merkwaardige passage volgt een andere, unieke passage : ‘Toen kwam er een
stem vanuit de hemel : « Ik heb Hem verheerlijkt en zal Hem wederom
verheerlijken. »’ Bij mijn weten de enige plaats in het evangelie van
Johannes waar plots, ahw out of the blue
een goddelijke stem tussenkomt! Het klinkt als de bevestiging door de Vader van de
eigen-zinnige stap van de Zoon : je hebt gelijk om een stap te zetten, ook
al kost dit je heel wat, en je hebt gelijk om hier niet zomaar uit verlost te
willen worden, maar om als volwassen mens je weg te gaan ook al lijk je je
leven te verliezen.
De veertigdagentijd, de ‘vasten’ kan ons tot
volwassenheid inspireren, en ons zo sterken op onze tocht naar meer mens worden, meer beeld van
de echte God.
1 opmerking:
de serie woorden van verbond, naar verbondenheid, verbinding, relatie, religie is heel mooi omschreven.
Een reactie posten