maandag 21 november 2011

'Wil je met me waken?' Over niet weten

Op zondag 20 november 2011 was ik uitgenodigd om in de gemeenschap De Brug in Lier een homilie te geven in het kader van een reeks rond ‘Niet-weten’. De titel die men had gesuggereerd was 'Wil je met me waken?'en de tekst Lucas 22,39-46. ‘Wil je met me waken?’ Commentaar op Lucas 22,39-46 Ik zal jullie proberen mee te nemen in de dynamiek van deze passage door ze zin per zin te volgen en te becommentariëren vanuit het geheel van Lucas’ evangelie en vanuit mijn eigen ervaring als persoon en palliatieve zorgarts. ‘Hij begaf zich volgens zijn gewoonte naar de Olijfberg’ De Olijfberg is de plaats net buiten Jeruzalem vanwaar Jezus enige tijd voordien op een veulen naar de stad afdaalde, met enthousiast roepende leerlingen: ‘Gezegend is de Koning die komt in de naam van de Heer!’ (Lc 19, 29 en 37). Het is ook de plaats waar hij ’s nachts naartoe gaat nadat hij overdag onderricht heeft gegeven in de tempel, in de stad (Lc 21, 37). Jezus weet dat Hij overgeleverd zal worden. Hij weet dat wie hem zal overleveren weet waar Hij zal naartoe gaan, namelijk naar de Olijfberg. Hij heeft het net in het Laatste Avondmaal voorspeld. Maar Hij gaat ‘volgens zijn gewoonte’ gewoon de stad uit naar de Olijfberg. Hij vlucht niet (meer). Hij zou nog kunnen. Dat heeft mij altijd geïntrigeerd: waarom is Jezus naar Jeruzalem gegaan? En dat terwijl Hij herhaaldelijk voorspelde dat het verkeerd zou aflopen. Hij had ook niet kunnen gaan. Scheelt er iets met hem? Suïcidaal? Wat drijft hem? Ook de leerlingen gingen met Hem mee. Aangekomen zegt Jezus: ‘Bidt dat ge niet op de bekoring ingaat’ (KBS 1975) of: ‘Bidt dat jullie in de beproeving niet bezwijken’ (KBS 1995) Bidt… Jezus nodigt zijn leerlingen uit om met hem te waken zou je kunnen zeggen. Als familieleden van stervenden mij vragen: moeten we blijven ‘waken’? zeg ik altijd: vraag het aan de zieke zelf. Een zieke zal niet vlug vragen om bij hem of haar te blijven, om de ander niet te belasten; als de zieke het wel vraagt, is het dat hij of zij het echt nodig vindt. Maar: Bidt dat ge niet bezwijkt in de bekoring? Twee maal zal hij het zeggen. Over welke bekoring heeft Jezus het? Ze wordt weliswaar aangekondigd aan het einde van de bekoringen in de woestijn, helemaal vooraan in het Lucasverhaal: ‘de duivel verwijderde zich van Hem tot de vastgestelde tijd’. Maar welke bekoring? Is het de bekoring om Hem te verdedigen tegen het lijden dat komt (door het oor van de vijand af te slaan)? Is het de bekoring om te vluchten voor het lijden, om Jezus in de steek te laten (door de ont-kenning: ‘Ik ken u niet’; het kraaien van de haan, weet u wel)? Waarom zegt Hij niet: ‘Bidt dat ik niet op de bekoring inga?’ Het klinkt niet erg vriendelijk en hij verwijdert zich dan ook. Tegelijk nodigt Hij uit maar verwijdert hij zich ook. Ambivalentie merken we voortdurend in de begeleiding van mensen die erg lijden. Hij verwijderde zich van hen, ging ongeveer een steenworp verder, Verwijdering. Het lijden werpt een mens op zichzelf terug. Lytta Basset noemt die laag van het lijden het lijden-zonder. In het lijden schuilt de ervaring van: niemand weet wat het betekent voor mij om zo te lijden, om deze ziekte mee te maken, om deze persoon te zijn, dit karakter te hebben, deze roeping te moeten volbrengen. Het klopt natuurlijk dat niemand anders weet wat ik meemaak. Maar de verwijdering van de ander blijft een vermindering van leven, als we daarin blijven steken. Persoonlijk denk ik dat het een van de meest kwaadaardige kenmerken is van het lijden: dat het in staat is ons te scheiden van wat en wie ons dierbaarst is. We zeggen vaak: scheiden doet lijden; maar het geldt ook omgekeerd: lijden doet scheiden. Ik zie een moeder haar dochter afstoten terwijl die nochtans voor haar is opgekomen en voordien samen goed opschoten. Ik zie een heel lieve, jonge patiënte die zich isoleert van kennissen en familie – tijdelijk misschien. Het hoort erbij, toch lijkt het meer menselijk als we daar ook weer uit komen. Het risico is te blijven steken in een soort misprijzen: ik zal het maar op mijn eentje doen. Hij wierp zich op de knieën en bad: ‘Vader, als Gij wilt, laat dan deze beker Mij voorbijgaan. Maar toch: niet mijn wil, maar uw wil geschiede.’ Jezus verbindt zich met ‘iets’, ‘iemand’ in Hem die Hij ‘Vader’ noemt. De wil van de Vader. Iets vreemds. Enerzijds weet Jezus wat er Hem boven het hoofd hangt: een complot, dat Hij bewust niet vlucht. Anderzijds vraagt Hij: laat deze beker Mij voorbijgaan. Iets in Hem dwingt hem naar Jeruzalem en op een ander niveau in hem is er grote weerstand daartegen. Iets-in-mij weet dat ik dit moet doen maar eigenlijk wil ik dit niet en weet ik niet waarom dit moeten in mij is. ‘Mijn wil’ en ‘Uw (de Vaders) wil’ leven tegelijk in mij en die tweede is eigenlijk sterker dan mezelf; als ik er niet aan beantwoord, ben ik vreemd genoeg mezelf niet, verlies ik mijn zin/betekenis/kracht ook al wil ik deze weg eigenlijk niet gaan. Het is een verhaallijn die mij altijd erg treft, speciaal in het Lucas-evangelie, met als sterk aanzetpunt in het negende hoofdstuk: ‘Toen de dagen van zijn verheffing hun vervulling tegemoet gingen, aanvaardde hij vastberaden de reis naar Jeruzalem.’ Een lijn tot in het 24° hoofdstuk waar Hij aan de Emmaüsgangers zegt: ‘O, onverstandigen, die zo traag van hart zijt in het geloof aan alles wat de profeten gezegd hebben! Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan?’ ‘Moest’… het goddelijke ‘dei’ in het Grieks. En tussen die twee uitspraken onze passage met ‘Laat deze beker aan Mij voorbijgaan. Maar niet mijn wil geschiede, maar uw wil…’ ‘Waarom zit Jezus (ik?) zo in elkaar?’ Jezus wou iets duidelijk maken in Jeruzalem: dat God niet op te sluiten is in 613 wetjes, dat Hij niet beantwoordt aan een godsbeeld dat een instituut macht verleent maar niet de mensen bevrijdt, dat het werkelijk om liefde draait. Maar diezelfde God van liefde ‘dwingt’ Hem te lijden. Waarom? Waarom moest ik jezuïet worden? Dat is voor mij eigenlijk dezelfde onbeantwoordbare ‘waarom’ als die van de lijdensvraag: waarom overkomt mij dit lijden? Ik weet het niet maar het is zo en leven en vreugde zal uiteindelijk te maken hebben met ‘ja’ zeggen. Ja het is zo. Amen. ‘Nu verscheen Hem een engel uit de hemel om Hem te sterken.’ Een mens kan in het lijden ongekende spirituele krachten ontdekken. Of hij of zij kan ook iemand tegenkomen, een engel, iemand die ons als een goddelijk geschenk overkomt, die ongekende krachten naar boven haalt midden soms diepe miserie. Maar zonder overgang volgt de zin: ‘Aan doodsangst ten prooi bad Hij met nog meer aandrang. Zijn zweet werd tot dikke druppels bloed, die op de grond neervielen.’ Onbestendig is ons hart dat ten prooi is aan hevige gemoedswisselingen. Het lijkt erop dat Jezus het dan niet meer alleen uithoudt: ‘Toen stond Hij op uit zijn gebed en ging naar zijn leerlingen. Maar Hij vond hen van droefheid in slaap. Hij zei: Hoe kunt ge slapen? Jezus die uit zijn eenzaamheid naar de ander treedt klinkt verwijtend. Ik hoor er het lijden-tegen in van Lytta Basset: de ander lijkt me te stalken, te pesten met zijn onverschilligheid. De ander kan overkomen als degene die kwaadwillig is terwijl Lucas ze vergoelijkt: ‘Hij vond ze in slaap, zo verdrietig waren ze.’ Misschien moeten we ook zeggen: ze waren zo moe van het verwerken van hun verdriet. Mensen die waken doen niets maar ze zijn vaak ontzettend moe. Ik zeg altijd: ze doen zogezegd niets maar eigenlijk werken ze wel, want ver-werken is ook werken. En heel hard. Maar daar heeft Jezus niet veel begrip voor: ‘Hoe kunt ge slapen?’ Heel menselijk, die Jezus… Waarom wil Hij dan toch die ‘tragen en onverstandigen’ (zoals Hij later zegt aan de Emmaüsgangers) mee op sleeptouw neme: ‘Staat op en bidt, dat ge niet op de bekoring ingaat.’Deze zin vormt een inclusie in deze passage: eerste en laatste zin van Jezus in deze scène. Het zijn ook de laatste woorden van Jezus in het Lucas-evangelie tot zijn leerlingen voor zijn dood. Waarom die waarschuwing? En wat zegt dat over de vraag: wil je met me waken? Ons eerste antwoord is allicht: we waken om de ander te ondersteunen, om er te zijn. En natuurlijk klopt dat. Maar er gebeurt meer. In het waken ontdekken we op een expliciete manier dat we lijden. Het is de ervaring van veel palliatieve zorgverleners dat naar het einde toe familieleden meer lijken te lijden dan de stervende zelf. Vaak projecteren ze zelfs hun eigen lijden op de stervende die in onze ogen niet zelden rustig is en niet lijkt te lijden, maar de naasten lijden wel. Hoe kunnen we dan de uitnodiging van Jezus om mee te gaan en te bidden dat ‘ge niet op de bekoring ingaat’ verstaan? Het verhaal van vandaag geeft dat nog niet aan, het moet nog ontdekt worden. Wat verder zullen we lezen: ‘Moest de Messias dit alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan?’ Hertaald, geactualiseerd: moet de mens niet lijden om zijn volle menselijkheid te vinden? Natuurlijk zijn we geneigd om hier heel hard van weg te lopen. ‘Bidt dat ge niet op die bekoring ingaat’. Hoezo? Terug naar het dolorisme? Is lijden good for your soul? In het waken ondersteun ik niet alleen, ik lijd ook. Maar ik lijd niet alleen. Het is een gewone en toch ook merkwaardige vaststelling: mensen worden willens nillens verenigd door de lijdende en stervende. Het zijn soms unieke dagen waarin familieleden misschien voor de eerste of enige keer zo intens samenzijn rond de lijdende en stervende. Moeten we daarom lijden? Neen, maar zo gaat het. Ik lijd samen met de ander waarvan ik het lijden misschien nog niet echt had gezien of toegelaten. In dat samen lijden kan iets gebeuren. Lytta Basset noemt het: Je souffre-avec, donc je suis. Dus niet: Descartes’ je pense donc je suis noch je pense donc jésuite (grapje). In het lijden zit niet alleen een lijden-zonder en een lijden-tegen de ander in maar het kan ook evolueren naar een lijden-met de ander. Ik zie – eindelijk - dat de ander net zoals ik lijd. In het samen lijden (incluis niet weten, twijfel, angst) schuilt vreemd genoeg een diepmenselijkheid – je suis - die dieper is dan pure momenten van geluk. Ik ontdek er iets van het diepste menszijn. Moest de Mens dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan? Ik hoef niet te zeggen dat dit een boodschap is die op veel weerstand stuit in onze cultuur. Maar zo kan je het verloskundig verhaal van Jezus van Nazaret wel lezen. Of het klopt, weet ik niet, maar ik geloof het wel. En ik weet dat de kerk ontstaan is en telkens ontstaat uit een klein groepje mensen dat samen leed en lijdt rond de ‘gekruisigde’. Marc Desmet sj

Geen opmerkingen: