zondag 27 maart 2011

Na de berg van de verleidingen, de berg van de heerlijkheid

Hier mijn homilie van de 2° vastenzondag van het A-jaar, 19 maart 2011

Matteüs 17,1-9

Wat doet het verhaal van de transfiguratie (normaal gevierd op 6 augustus - Hiroshimadag) in de veertigdaagse tijd? Deze tijd draagt in zich een uitnodiging tot naar binnen keren. Het is een tijd van inkeer, van meer alleen-zijn-met-God. Daar staat de berg symbool voor. Een tijd van meer komen tot het wezenlijke, tot ons wezen. En al lijkt zo'n inkeer in eerste instantie een droge ervaring, een woestijnervaring, we mogen niet vergeten dat het wezen van de mens is: heerlijkheid!

(1) Het wezen van de mens is heerlijkheid

Die gedaanteverandering betekent inderdaad meer dan een troostrijke ervaring tussen twee lijdensvoorspellingen in, meer dan een spirituele hoogtestage, meer dan een topervaring, berg-topervaring, meer dan alleen maar troost in een hard bestaan. Ik zou het willen zien als een van de antwoorden op de vraag die Jezus kort ervoor stelt (Mt 16,15) : wie zeggen jullie dat Ik ben? Petrus’ antwoord kennen we : de Messias van God, de Mensenzoon. Die geloofsbelijdenis klinkt allicht al even interessant als een op zondag gedachtenloos afgerammelde geloofsbelijdenis.
Maar als wij zeggen dat wij in Hem geloven, betekent dat: zoals Christus is, zo droomt God de mens, dus mezelf en de ander. Ik ben gemaakt naar het beeld en de gelijkenis van Christus, de Mensenzoon. Ha…Wie zeggen jullie dat ik ben, is vragen : wie zegt gij dat de mens eigenlijk is, wezenlijk, ten diepste ? Wie ben ik ?

In mijn wezen ben ik gelijk de Heer, ben ik heerlijk. Soms mogen we dat ervaren. Soms duikt ons wezen op in ons gelaat. Vandaar dat het zo mooi is dat bv. in het westvlaams het woord ‘wezen’ wordt gebruikt voor het gelaat. ‘Twoan mie joen wezen’. Toon me jouw gelaat, je ware gelaat.

“Zijn gelaat begon te stralen als de zon…”

In Jezus Christus, langs de beelden en woorden die we van Hem meedragen, licht het diepste in de mens op. De heerlijkheid. In Jezus Christus krijgt God een menselijk gelaat.

(2) Sinds Christus kunnen wij / mogen wij in een menselijk gezicht Gods heerlijkheid zien, zonder te sterven.

Tegen Mozes die aan God vroeg om zijn heerlijkheid te zien, was nog gezegd : ‘Mijn gelaat kunt u niet zien, want geen mens kan mijn gelaat zien en in leven blijven.’ (Ex. 33,20) Mozes mocht de Heer alleen van achteren zien. En Elia bedekte zijn gezicht met zijn mantel als Hij de Heer hoorde komen in het suizen van de zachte bries. (1K,19) De leerlingen, de intimi van Jezus, daarentegen, zien ‘klaar wakker’ Gods heerlijkheid in een mens zonder te sterven. En dat is ons, christenen, misschien heel even in ons leven gegeven. In heel concrete ervaringen.
Als de diepte oplicht in de mens, als er diepe ontmoeting gebeurt, dan wordt hij/zij (goddelijk) mooi ; dan verandert ahw de fysiek. Is dat niet de basis van authentieke sexualiteit en erotiek?
Zelf krijg ik te horen, als ik er meer in slaag om te bidden of als ik eens enkele dagen naar een abdij ben getrokken, dat de kwaliteit van mijn ontmoeting met mensen anders wordt, dat ik meer vanuit een innerlijke rust en met echte aandacht voor de ander, minder zelfbetrokken reageer. De ontmoeting met de diepte van mijn leven, met mijn ‘wezen’, laat zich toch wel zien. Als we vanuit de verbinding met de Heer mensen ontmoeten, merken we dat het ‘heerlijk’ kan zijn. Het is er ergens aan te zien, ontmoetingen krijgen ‘een bijzondere glans’.

(3) We kunnen niet in de heerlijkheid blijven

Het zien van dergelijk gelaat vervult de leerlingen met vreugde. Het is er goed. Maar als een ‘lichtende wolk’ hen overschaduwt - goed bekend in het Eerste Testament als teken van Gods aanwezigheid - en een stem klinkt, komt er een schaduw over hun heerlijke ervaring en worden de leerlingen zeer bevreesd en werpen ze zich op de grond. Maar die stem van God verwijst hen juist naar de concrete Zoon: 'Luister naar Hem in wie Ik mijn welbehagen, mijn vreugde vind'. Met andere woorden, we kunnen niet in die heerlijkheid blijven – zo is het niet in dit aardse leven - anders ‘blijven we erin’. Maar die ervaringen van heerlijkheid vanuit de intimiteit met de Heer kunnen ons wel vertrouwen geven in het woord, als kompas in het dagelijkse, gewone doen en laten – zoals dat het geval kan zijn met een sterke retraite-ervaring: heerlijkheid; topervaring – nadien wel: ‘Spreek er niet over’ - ze zouden niet begrijpen waarover je het hebt

(4) God neemt het initiatief:

De mens is uiteindelijk gemaakt voor de heerlijkheid, daar wil deze veertigdaagse tijd ons aan herinneren en ons heen voeren. Maar kunnen wij dergelijke ervaring zelf bewerken?
Het valt op, in de lezingen van vandaag, hoe God het initiatief neemt.

We hoorden reeds hoe God initiatief neemt in het leven van Abraham: ‘‘Lèch lechà’ Ga, jij,…’ ‘Trek weg’. Zo neemt Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee en brengt hen op een hoge berg. Hij toont hen Gods heerlijkheid. Hij brengt hen in een andere tijd en ruimte, een andere aeon, een andere beleving van de realiteit: het Rijk Gods. Dit krijgt in de liturgie des te diepere betekenis als we ons het evangelie van vorige zondag herinneren. Daar hoorden we een ander initiatief, gelijkaardig en toch totaal verschillend: De duivel neemt Jezus mee, ook naar een heel hoge berg, vanwaar hij Hem alle koninkrijken der wereld toont in hun heerlijkheid.

(5) In ons leven concurreren twee externe initiatieven:

het ene biedt uitzicht op het Koninkrijk van de wereld, op de oude mens, op de dood. Het andere op het Rijk der hemelen, op de nieuwe mens, op het Leven.
Het ene initiatief wekt illusies, het andere wekt hoop.

Het ene initiatief wekt de illusie dat goed leven inhoudt dat lijden ons niet mag en niet zal overkomen, dat we er niet willen in betrokken worden - daartoe immers inspireert de duivel Petrus als Jezus zijn lijden voorspelt. 'Weg daar, achter mij, Satan…'
Het andere initiatief opent perspectief terwijl het ruimte laat voor lijden en dood - Jezus zegt tot zijn leerlingen: 'Vertel niemand van dit visioen voordat de Mensenzoon uit de doden is opgewekt'.

Het ene leidt uiteindelijk tot wanhoop, het andere houdt hoop, een belofte in zich.

Veertigdaagse: uitnodiging tot vast vertrouwen in een belofte van heerlijkheid, waarvan we hier soms reeds een glimp mogen ontvangen. Dit is een tijd om Gods initiatief in ons leven toe te laten: een belofte van echt leven die nooit de realiteit van lijden en dood ontkent, een belofte van leven daar waar lijden zich aankondigt.

Geen opmerkingen: